Door de Ideën van Multatuli wikkelen zich naast polemieken en kommentaren de verhalen waarin Woutertje, later Wouter Pieterse de wereld ontdekt. Het is geschreven als een soort weblog, verhaal en verslag dooreen. Hier is het dienstmeisje Leentje uit geweest, maar durft uit schaamte niet zeggen waarheen.
'Den nacht? Den nacht?'
Haar moeder zegt dat ze 'heel bedaard zoo tegen elven was thuisgekomen onder begeleiding van de kleermakers-juffrouw van hier-naast.' Leentje moet bekennen dat ze naar de komedie is geweest 'en wel die van den befaamden Jan Gras, den toenmaligen Apollo van de Elandstraat.' Met een stuk van Kotzebue, bekend van 'Kinder der Liebe'.
En dan moet Leentje vertellen. Niemand van de familie Pieterse was immers ooit naar de komedie: 'Eerst was er muziek juffrouw, en ze speelden heel mooi, en toen het scherm opging was er 'n groot bosch, een vrouw zat te huilen onder 'n boom, en er was 'n baron die haar zoon gevangen nam.'
De pauze is belangrijk, ze kijken naar het scherm, omdat daarop allerlei geschilderd was, groote beelden in 'n wolk en bloemen, en ’n man die op een instrument speelde, en er vlogen engeltjes omheen... snoepig! En de muzikanten speelden weer, maar begryp nu eens wat, juffrouw? Ze speelden: mooie meissies, mooie bloemen...'.
- Foei riepen de drie gratiën, Zoo'n gemeene straatdeun.'