Masereel

In het nieuwe grootformaat stripblad Scratches van Joost Swarte - uitgebracht door Scratch - komen ook de klassieken uitvoerig aan bod. Daar heb je Mark Smeets, Robert Crumb, maar ook Frans Masereel (1889-1972).

 Wiens houtgesneden verhalen ik voor het eerst echt zag in Diest, omstreeks 1980. Masereel, de schilder maar vooral houtsnijder, die rond 1910 opkwam met geëngageerde series over de grote stad, armoede en prostitutie, en daarnaast de ongeremd feestvierende rijken. Het Parijs en Brussel van de jaren dat alles kon. Niet ver van Baudelaire, maar ook niet van Charlie Chaplin.

 Fabrieken, het grootkapitaal als in de Kapellekensbaan van Louis Paul Boon. Zijn wat kinderlijke engagement maakte dat hij niet serieus genomen werd, maar wel in Duitsland door Kurt Wolff in reuze­nopla­gen verkocht. Hij illustreerde Stefan Zweig en werd geprezen door Thomas Mann, die de inleiding schreef bij Masereels 'Urenboek' (1926) en hem een genie noemde.

 Favoriet motief van Masereel: het eeuwige verhaal van de gevallen vrouw, van glitter tot prostitutie. Om met Hank Wiliams te spreken 'cause for every fallen woman, there's at least a hundred fallen men'.

 En nu dan geëerd als een van de vaders van de 'graphic novel'.

 De grafiek van Masereel is heel filmisch. Hoge standpunten, verrassende collages, uitvergrotingen van waar het om gaat. En voorlopig niet geëvenaard.

Vlucht

 Nu het werk van Mark Smeets er is, die ene keer dat we samenwerkten. Het was in 1978, voor de kinderkrant van Vrij Nederland. Ik schreef een verhaal over de kerstbomenjacht achter de Haagse duinen. En hij maakte deze tekening, die heel het verhaal overbodig maakt.

 De titel? Ja, wij hadden een jongensleger waarin ik de rang van generaal had. Ik ben de achterste van de vluchtende drie, met brilletje en de plusfours oude Kuifje-stijl, die ik ook echt gedrag­en heb. Het verhaal is zoek. Niet erg, want het is eenvoudig genoeg. We verzamelden na kerst de afgedankte kerstbomen op een balkon van buren die niet thuis waren. Onzichtbaar achter de stenen balkonrand. Maar helaas, eentje stak er met een tak bove­nuit.

 Toen de concurrerende Indische jongens op hun brommers de straat door raasden zag eentje dat groen. Daarna ging het snel. Een prop krantenpapier werd in brand ges­token en over de balkonrand gegooid. En al vlug was er een steekv­lam.

 Jan Hein, Jaap en ik smeerden hem. Weldra waren er sirenes te horen in de verte.

 Dat moment heeft Mark getekend. Vluchtende jongens, rookplu­im. Dat is het. 

Tags: 

Mark Smeets en plaatjeskijken

 Vanmiddag een gewijd moment. De post bezorgde het grote Mark Smeets-boek en daarbij als apart deel zijn schetsboek 1993. Een rijkdom aan plaatjes die me bij de keel greep zoals vroeger een nieuwe Kuifje. Het boek is er. De boeken liever.

 Nooit ben ik papier zo dicht genaderd, heb ik de geur ervan zo opgesnoven, ben ik zo verzonken in boeken. De eerste blik probeerde gulzig het verhaal te omklemmen, had ik daar iets van te pakken dan kwam het fijnproeven van de details.

 Waarvan zijn correspondentievriend Hergé wilde dat ze heel precies klopten. Om die reden werd het album De Zwarte Rotsen plaatje na plaatje helemaal opnieuw getekend. Ik heb ze allebei.

 Plaatjes, strips waren iets voor kinderen. 'Hm, hoogstaande lectuur', zei mijn vader als hij zo'n - g­eleend - exemplaar onder ogen kreeg. Daarna verborg ik ze. Ze ruiken nog naar hoofdkussen en zaklantaarn.

 Ik werd opgezadeld met het verantwoorde jeugdblad Krisk­ras, met stukken uit jeugdbo­eken als Lawines razen.

 Dat plaatjeskijken ook geleerd moet worden, dat de getekende wereld die zich vanaf je vroegste jeugd vasthecht in je brein een kaleidoscopisch kapitaal vormt dat je angstige momenten doorhelpt. En de wereld verdraagbaar maakt, het was opvoeders onbekend.

 En dat is wat je in deze twee boeken terugziet. Vijfenveertig jaar nadat ik hem ontmoette is het zover: Smeets is los.

 Mark Smeets laat je achter het papier kijken. 

Tags: 

Mark Smeets nadert

 De striptekenaar (1942-1999) die aan alle wetten van zijn discipline ontsnapt. Beeldkaders, tekstballonnen, potlood en inkt. Die links onderaan begint en rechtsboven weer een ander verhaal onderneemt. Alles eindig.

 Op 3 juni as. opent in Teylers Museum in Haarlem een tentoonstelling van zijn schetsboeken en andere onafheden. Ter gelegenheid van de Haarlemse stripdagen en de verschijning van De triomf van het tekenen, het grote Smeetsboek. Waaruit alvast zijn contact met zijn idool Hergé, van wie hij diverse zeer vriendelijke brieven kreeg, net als van Franquin. Hergé schreef dat hij Mark op technisch gebied niets meer te leren had. En op de vraag of Mark hem eens zou mogen ontm­oet­en, antwoordde hij bevestigend.

 Daar, in het heilige der heiligen aan de Avenue Louise 162 in Brussel, trof Mark hem in 1971 druk in touw voor een nieuw Kuifje avontuur, Kuifje en de Picaro's. Het gesprek verliep daar­door enigszins stroef, want Mark was vooral weg van Hergé's vroegere werk en wilde liefst de originele tekeningen van De Blauwe Lotus zien.

 'Tsk, tsk,' zei Hergé toen hoofdschuddend. En Mark achteraf: 'Waaruit ik kon opmaken dat hij dat zelf kennelijk veel minder interessant vond dan het verhaal dat hij op dat moment onder­handen had. Ik kreeg toen een grote plaat te zien, een str­aat­tafereel met de grote regeringsauto waarin Haddock tabak gaat halen. Die begeleidende politiemotors moesten allemaal zo mooi in perspectief weglopen. "Moet dat echt?" vroeg ik nog, waarop Hergé zei, in de paar woorden Neder­lands die hij kende: "Ja, dat moet." Ik geloofde hem niet, natuurlijk. Nog steeds niet. Je kunt een perspec­tief beter in elkaar zetten zoals hij in het begin deed, met een timmermansoog.'

 In Marks ogen was de latere Hergé te recht­lijnig, te orthodox. 'En ik had toch in m'n achterhoofd dat ik misschien op die studio's aan het werk zou kunnen. Maar dan zou ik daar komen te zitten als handjes‑­en-voetjes-tekenaar of inkleurder, want dat waren de baantjes die nog te vergeven waren.'

 Mark ging terug naar zijn schetsboeken en vond een unieke vervlechting van literatuur en beeldende kunst.  

Mark Smeets komt

 Dit voorjaar - wanneer? - verschijnt bij Scratch Books 'De triomf van het tekenen', het overzichtswerk van meer dan 300 pagina's van het werk van tekenaar Mark Smeets (1942 -1999), samengesteld door Fake Booij, Piet Schreuders, Luuk Smeets en René Windig.

 'Hij lijkt er alles aan gedaan te hebben om zijn geniale werk geheim te houden en om na zijn dood zo snel mogelijk te worden vergeten', schrijft Piet Schreuders in de Str­ipgids.

 Hergé, zette hem aan het tekenen: 'Het zou me niet kunnen schelen als ik voor de rest niet deugde, als ik maar de prins‑bisschop onder de striptekenaars was.' Zijn werk verscheen aanvankelijk in underground bladen als Tante Leny presenteert! en daarna ook in NRC-Handelsblad. Maar de kern waren zijn schetsboeken. Tegelijk met 'De triomf van het tekenen' verschijnt bij Scratch ook 'Schetsboek 1993' van Smeets.

 Het stuk van Piet Schreuders en een portfolio met werk van Smeets staat in Stripgids 44.

 Mark Smeets was uniek, overtreft zelfs Robert Crumb als het gaat om een oplossing voor het probleem van generaties tekenaars: het stripverhaal, de literatuur, maar hoe dan verder? De graphic novel bleek een dood spoor.

 Het schetsboek, liefst onaf, fragmentarisch, met vlekken soms, zoals het in de literatuur allang bestaat opende een wereld voor hem. Landschappen ruïnes, onaffe bouwsels, personages weggelopen uit een onbekend Kuifje album. Tekstballonnen en kaders moesten het laten lijken op een stipverhaal, maar dat was het niet. 'Het moet niet te plaatsen zijn, abstract, absurd, uit de lucht gegrepen,' zei hij. Iets afmaken was iets wat wat ouders of opdrachtgevers wilden.

 Een door Piet Schreuders aangehaalde vriendin: 'Mark was niet sociaal en voelde zich niet in de wereld thuis. De buitenwereld kwam wel bij hem binnen, via kranten en radio, maar hij maakte er geen deel van uit.'

 Vanaf 1960 bezocht hij de kunstacademie Maastricht, waar ze geen raad wisten met striptekenaars. Wel was er contact en kwam bemoediging van Hergé en Franquin.

 In 1998 bleek hij aan leukemie te lijden. In 1999 is hij overleden.

Tags: 

Stenen voor liefde

 Een kat is hartstochtelijk verliefd op een muis, en dat terwijl die muis op zijn beurt niet anders doet dan elke dag een baksteen naar z’n hoofd gooien. En de kat? Die kan er geen genoeg van krijgen. Ze moet en zal haar baksteen. Elke dag. Begrijpelijk dat het de liefde alleen verder opzweept.

 In mei verschijnt het grote Mark Smeets-boek, waarin ook deze Krazy Kat parafrase. Krazy werd door Tom Steen in Hitweek geïntroduceerd. Zo wisten we eind jaren '60 dat het verhaal van tekenaar George Herriman - dagelijks in vele kranten -heeft geduurd van 1916 tot hij in 1944 stierf.

 Een baksteen tegen je kop, elke dag, het werkt verslavend. Een rolverdeling omgekeerd aan de gewone in katten- en muizenland.

 De kat - soms mannelijk, soms vrouwelijk - denkt er niet aan iets tegen de terreur te ondernemen, de steen terug te gooien bijvoorbeeld of de muis achtervolgen. Integendeel, zwijmelend ondergaat hij wat hem ten deel valt. Wat van de muis Ignatz - Ignatius, 'de vurige' - komt kan alleen liefde zijn. Sterker, het gedrag van de muis vergroot de liefde van de kat juist, schreef Rudolf Geel in 1970, toen de Krazy-bundel versc­heen, met een voorwoord van dichter en fan e.e.cummings. Tja, alledaags sadomasochisme, daarom draait het toch. Krazy en Ignatz zijn onafscheidelijk.

 Er is nog een derde figuur, de politiehond Offissa Pupp, de wet. Hij waakt vooral over Krazy. Niet alleen uit plichtsbetrachting. Pupps noodlot is dat ook hij Krazy bemint maar het stenengooien juist wil tegenhouden. Wat een wereld.

 Prachtig zijn daarbij de surrealistische - in elk plaatje andere - landschapjes op de achtergrond. 

Mark Smeets nu

 Mark Smeets wandelt door de tijd heen. Zijn Limburgse jeugd in Hoensbroek, Roermond en Venlo komt vanzelf terecht in Hergé, het Geheim van de Eenhoorn zijn favoriete Kuifje.

 Het verhaal waarin Haddock reïncarneert als een voor­vader, een avontuur waaruit een schat opduikt in het nu. Met Hergé heeft hij later een briefwisseling. Hij kijkt verder naar Franquin, Beardsley, Japan­se prenten, Krazy Kat, maar ook Hercules Seghers.

 Wandelen door de tijd, tekeningen om in te verdwalen. Situaties en scenes die steeds in elkaar overgaan en waarin iedereen druk bezig is, handenwringend, verstr­ooid of opgewonden. Veel wereldvreemde geleerden ook, met hoge hoeden, zoals bij Kuifje, of Paul Delvaux, die ze pein­zend laat rondlopen tussen zijn naakten.

 Zo loopt Smeets peinzend door zijn eigen geschiedenis, zijn favoriete beeldverhalen en schilderijen en wat hij maar oppikt van het nieuws. Vaak in eigen spelling, Belg­ismen, archaïsmen, schoolk­ennis. Of actuele woorden van de radio. Happen uit de tijd, met een voorkeur voor de Mid­deleeu­wen en de geheimzinnigheid van het jongensspel op landjes. Associatieketens zonder eind.

 Ik kreeg een exemplaar van de beperkte boekeditie van De Wereld van de Aarde, het ver­volgver­haal dat hij in 1979 tekende voor NRC-Handelsblad. Later meer.

Tags: 

Meer Mark Smeets

 Grootse heruitgave-plannen zijn er met het nagelaten tekenwerk van de unieke Mark Smeets (1942-1999). Het verhaal van Smeets en zijn werk staat door hem zelf samengevat in 'De triomf van het tekenen', het boekje dat ik kreeg van Hans Joustra van uitgeverij Scratch.

 Mark Smeets heeft altijd getekend - in schriftjes, in kladblocs, op losse papiertjes, maar vooral in schetsboeken. Die schetsboeken vormen de constante in zijn werk. Nog deze zomer komt er bij Scratch een in facsimile uit. En volgend jaar dus het grote Smeetsboek waarover eerder bericht.

 Tussen zijn veertigste en vijftigste realiseerde hij zich: "Sinds ongeveer een jaar (1992) heb ik deze vorm geaccepteerd. Die schetsboeken, dat ben ik. Zo moet het zijn. (...) Ik word steeds on-gekker, vind ik zelf," schreef hij in die tijd aan Leny Zwalve. "Ja, ik vlei me zelfs met de groei-en-de over-tui-ging dat misschien nog eens een keer zelfacceptatie mij zoude geworden; naast de verder gewoon doorschmierende Selbsthass, dat blijft - of nou ja, Selbsthass is te sterk, meer een nietswaardigheidsbesef of tekortschieterij van jewelste (als deze oud-Nederlandse uitdrukkingen je nog iets zeggen)."

 "Het is niet langer m'n bedoeling om echt een verhaal te tekenen. Dat is strip nu eenmaal: je moet een verhaal vertellen, zo simpel en duidelijk mogelijk. Dat is meteen ook de verklaring waarom ik zoiets per se niet klaar krijg. Ik doe het juist zo ingewikkeld mogelijk, sleep er allerlei zaken bij die er niets mee te maken hebben, ongedisciplineerd. Bij dat gebrek aan discipline heb ik me moeten neerleggen; kennelijk hoort dat bij me."

 "Het heeft nog een ander, bijkomend voordeel. Onafhankelijk van waar ik mee bezig ben kan ik een zijsprong maken naar iets dat ik hoor, zie, lees..."

 Hoe de schetsboeken, waarin zijn ongebreidelde associatieketens op papier kwamen, ook zijn definitieve vorm werden.

Tags: 

Mark Smeets

 Smeets (1942-1999) was rond 1970 de 'dichter' binnen de tekenaarskring van de bladen Tante Leny en Modern Papier - Aart Clerkx, Evert Geradts, Joost Swarte, Harry Buckinckx, Peti Buchel.

 Nu ja dichter, hij was 'n meester in losse eindjes. Losse eindjes die bij Smeets eerder bestemmingen zijn dan plekken waar de tekenaar strandde. Daar wil hij heen, met 'plotse wendingen, absurde beelden en afbrekingen'. Anders dan cliffhangers, die toch altijd wel een kant op wijzen brengt Smeets je steeds weer op een nieuw 'huh'.

 Jarenlang tekende hij voor de bijlagen van NRC-Handelsblad. Zijn werk wordt nu heruitgegeven, begin komend jaar. Evert Geradts rakelt al een tijdje op facebook werk van Smeets op. En meldt dat oa. Piet Schreuders en broer Luuk Smeets voor uitgever Scratch bezig zijn met 'zeer veel materiaal'.

 Mark (of Marc) Smeets woonde lang in Venlo. Zijn getekende Venlo werd een mengsel van de in de 19de eeuw gesloopte Middeleeuwse stad en de moderne tijd. Geteisterd of er oorlog was.

Ik herinner me Mark ook van een merkwaardige bijeenkomst omstreeks 1972 in de Rietveld Academie, die ik voor radio opnam. Daar zat de nieuwe generatie tekenaars: Swarte, Clerkx, Van den Boogaard, Geradts, ook een zwijgende Smeets gebogen over de vraag hoe nu verder met de strip? Moesten ze voor kranten of de bestaande jeugdbladen de klassieke vervolgverhalen gaan maken?

 Toen het lang stil bleef opperde ik: 'Als ik het zo hoor  moeten jullie maar kunstenaar worden. Er zit er niet veel anders op.' Zuchtend ging men uiteen.