'Hij lijkt er alles aan gedaan te hebben om zijn geniale werk geheim te houden en om na zijn dood zo snel mogelijk te worden vergeten', schrijft Piet Schreuders in de Stripgids.
Hergé, zette hem aan het tekenen: 'Het zou me niet kunnen schelen als ik voor de rest niet deugde, als ik maar de prins‑bisschop onder de striptekenaars was.' Zijn werk verscheen aanvankelijk in underground bladen als Tante Leny presenteert! en daarna ook in NRC-Handelsblad. Maar de kern waren zijn schetsboeken. Tegelijk met 'De triomf van het tekenen' verschijnt bij Scratch ook 'Schetsboek 1993' van Smeets.
Het stuk van Piet Schreuders en een portfolio met werk van Smeets staat in Stripgids 44.
Mark Smeets was uniek, overtreft zelfs Robert Crumb als het gaat om een oplossing voor het probleem van generaties tekenaars: het stripverhaal, de literatuur, maar hoe dan verder? De graphic novel bleek een dood spoor.
Het schetsboek, liefst onaf, fragmentarisch, met vlekken soms, zoals het in de literatuur allang bestaat opende een wereld voor hem. Landschappen ruïnes, onaffe bouwsels, personages weggelopen uit een onbekend Kuifje album. Tekstballonnen en kaders moesten het laten lijken op een stipverhaal, maar dat was het niet. 'Het moet niet te plaatsen zijn, abstract, absurd, uit de lucht gegrepen,' zei hij. Iets afmaken was iets wat wat ouders of opdrachtgevers wilden.
Een door Piet Schreuders aangehaalde vriendin: 'Mark was niet sociaal en voelde zich niet in de wereld thuis. De buitenwereld kwam wel bij hem binnen, via kranten en radio, maar hij maakte er geen deel van uit.'
Vanaf 1960 bezocht hij de kunstacademie Maastricht, waar ze geen raad wisten met striptekenaars. Wel was er contact en kwam bemoediging van Hergé en Franquin.
In 1998 bleek hij aan leukemie te lijden. In 1999 is hij overleden.