Als huizengek in aanleg zag ik opeens hoe de moderne grote stad - de 'grootstad' - en zijn bewoners in de jaren twintig een levend geheel werden. Zo zag de wereld van Paul van Ostaijen eruit. Trams, treinen, staal, beton en glas in vloeiende perspectieven en o zo 'ruimtelijk'. Nu eens omhoog reikend, dan weer vanuit de hoogte gezien.
Wanhoop en de nieuwe tijd tezaam, dwars door de oorlog, als bij Van Ostaijen. De wanhoop van het moderne. Maar met welk een gebaar. Er zijn echo's van Oscar Jespers en Gust Desmet, tot en met Jotie 't Hooft.
En nu kreeg ik in Gent een antwoord op de vraag 'wie was Frans Masereel'. Hij werd aan de kust geboren, in 1889 in Blankenberge. Groeide op in de fabrieksstad Gent toen ze daar nog Frans spraken. Deed mee aan de arbeidersstrijd. Leerde etsen en kreeg oog voor 'le spectacle des hommes en des choses'. En trok op zijn twintigste naar Parijs, waar hij dichtbundels illustreerde van oa. Emile Verhaeren.
Tijdens de oorlog vluchtte hij naar Geneve en raakte bevriend met Stefan Zweig en Romain Rolland. Maakte veel over de slagvelden. Zijn bundels 'Debout les morts' en 'Les morts parlent' gingen de wereld rond.
Maar wat zou ik graag zijn op z'n Middeleeuws gemaakte 'Livre d'heures' zien, zijn 'Urenboek', een gedroomde autobiografie in 176 prenten, in hout gesneden. Masereel is bekend van z'n geëngageerde prenten, maar er is zoveel meer.