Ditmaal verdwaalden we niet. Weer kwamen we langs de grafheuvels die ze als amateurarcheologe bestudeerde.
'Ik raap niks meer op,' zei ze, met een blik op de steentjes voor onze voeten, doelend op mogelijke pijlpunten uit de prehistorie. Dat was ooit een tic van haar. Elke stukje vuursteen kan een pijlpunt zijn.
Ik vroeg haar of ze nog wel eens archeologische gedichten schreef? Dat doet ze, er zullen er binnen afzienbare tijd ook gepubliceerd worden.
Achteraf mailde ze: 'Maar ik moet ze opnieuw maken omdat ik moet peilen of en in hoeverre de gedachte dat iets lang geleden is me nog zo pakt of dat de geologie het heeft overgenomen.'
En stuurde een nieuwe versie van 'Kerk op de heizee' dat ik vorig jaar van haar kreeg: 'Laatste kerk op de heizee'.
de muren zijn om, kijk
een berg miniatuur armen en benen
ebbenhout, zilver of was
daaronder de zeskanten kapel
blauw van de hoop uit de adem
van de Mariagebeden
ga door de tweede potshol
de steen met de bloedgoot
voor alles wat at, ademde en
wilde winnen van alles wat at
de goden werd wijn opgedrongen
nooit knielde de slachter, nooit
nam een god een beet van het offer.
En ze tekent aan: 'Het gaat over een plaats die eens een bron of een kruisweg heeft gehad en altijd belangrijk is gebleven. Oude steentijd, jongere steentijd, kapel, en dan kerk bovenop alles. Tenslotte moest de kerk weg. Het is in Drente zo gegaan.'