Stoned in De Pont

 In de voormalige textielfabriek, nu museum, De Pont in Til­burg keek ik mijn ogen uit naar twee kleurvoorstel­lingen die gemeen hadden dat ze over de randen gingen van hoe je kleurvlakken gewoonlijk ziet. Turrell wil de kleur loskoppelen van het object, geen focus en geen brandpunt bij het kijken. Als je recht omhoogkijkt naar de blauwe lucht heeft je blik immers ook geen begrenzingen en dan...

 Ik dacht aan de schilder Ben Akkerman die me vlak voor z'n dood in zijn Enschedese flatje vol doeken op het hart drukte: 'Kijk naar de randen, altijd kijken waar het vlak ophoudt.'

 Een vlak moet wel ergens eindigen. Maar waar, en hoe? Ben was het omgekeerde van Turrell, een randenmeester. Hij leerde me naar de zijkant van een doek te kijken, zien hoe het canvas is opgespannen en wat er van de verf overheen kwam: 'de ges­chiedenis.'

 En nu gisteren. Enerzijds de projecties van James Turrell die je uitdaagt je eigen randen weg te kijken, zonder houvast. Zijn rode zeshoek had randen, die in mijn blikveld niet wilden wijken, zich steeds verplaatsten. Het rozerood verschoof van kleur. Ik liep op de zeshoek af en bleek mijn hand erin te kunnen steken. Mijn arm verdween in kleur.

 Turrel was piloot. Zijn hang naar 'high' heeft hem nooit verlaten. Hij heeft al eens een duinpan bij Kijkduin ingericht als uit­kijkpost, maar ook een vulkaankrater in Arizona.

 Op de gangen in De Pont tegenover Turrell begon de expositie van de Amerikaanse Amish vrouwen, die binnen hun streng christelijke sekte maar een uitlaatklep kennen: het maken van streng geometrische lappendekens, met kleurbanen en patronen. Veel blauwgroen of paarsblauw. Hal­lucinerende effecten. Kleuren die uit hun landbouwproducten vandaan komen, begreep ik. Bietensap.

 Beetje stoned kwam ik buiten. 

Tags: 

Gebroken landschappen

 Een passende titel voor wat vier Hollandse schilders uithalen met de horizon. 'Een lijn is al een landschap,' zei Ger van Elk (1941-2014). Die lijn, de horizon, daarom draait heel de tentoonstelling Broken Landscapes in Schiedam.

 De tentoonstelling geeft de antwoorden van de vier op de horizonkwestie. No stone unturned. Dit is een grondige expositie. Ger Dekkers, Jan Dibbets, Jaap van den Ende en Van Elk, op gespannen voet staan ze met het Hollands landschap en ze stellen zich te weer. Dibbets laat bergen oprijzen in het vlakke land, zet het perspe­ctief naar zijn hand.

 Van Elk maakt het bonter, hij snijdt het landschap exact op de horizon in tweeën, waarna land en water kunnen scharnieren. Of hij laat je alleen naar de zijkant van zijn schilderijen of foto's - ze zijn allebei tegelijk - kijken.

 Zoals ik het eens van Ben Akkerman - de man die de horizon overwon - leerde: 'Kijk altijd naar de zijkant van een doek. Waar het ophoudt, daar gebeurt het.' Hij had ook kunnen zeggen 'daar begint het'. En zo zie je in Schiedam van Van Elk een hele wand met alleen zijkanten van verder vrijwel lege doeken.

 Je zit er als schilder maar mee, met die lijn. Wat kan je doen? Dibbets hangt z'n panelen scheef, waarbij de horizon een lijn blijft. En hij snijdt in de voorstelling, zee naast gras, maar de lijn blijft. Abstract of concreet, de horizon is taai.

 Wat ook kan is het kader aanpassen aan de voorstelling, zoals Jaap van den Ende. Dan krijg je een wolkvormig, of verkeerspleinvormig doek.

 Ger Dekkers snijdt zichtpunten aan elkaar om de lijn te trotseren. Vergeefs.

 Niemand ontkomt. Ze houden van hun horizon, al beklemt hij nog zo. En daarmee van de oneindigheid. Alles uit de ene streep.

De randen van Mark Rothko

 Vanmiddag in Den Haag was het al te druk om te laten gebeuren wat Mark Rothko (1903-1970) voor ogen had: communiceren met een enkele toes­chouwer die voor een enkel - op ooghoogte, je wandelt er in ‑ doek staat. Een doek waarvan een zuigende werking uitgaat.

 Hoe die aantrekkingskracht in de loop van jaren ontstond is in Den Haag goed te zien. Geleidelijk komt Rothko tot zijn begrensde kleurvlakken met diffuse omrandingen, vaak zo gegroepeerd dat er tussen een groter en een kleiner veld een soort horizon ontstaat. De diffuse begrenzingen die hij schildert veroorzaken een zuigkracht, zuigen de kijker zijn wereld binnen. Rothko's werk berust op de manier waarop mensen waarnemen en daarbij horende gewaarwordingen.

 Het was de schilder Ben Akkerman die me wees op het doorslag­gevende van begrenzingen in de schilderkunst: een vlak houdt altijd ergens op, zei hij, moet wel ergens ophouden. En daar gebeurt het.

 Wat Rothko ontdekte is dat je een vlak niet hoeft te laten ophouden bij de rand van het canvas, hij bracht de randen van zijn - levende ‑ vlakken binnen het schilderij. Rothko maakte de rand tot onderwerp. Het verdwijnen in het niets zit bij hem niet meer aan de periferie, maar is het onderwerp geworden. Rothko schildert verdwijnranden. Die herinneren aan de ontdekking van het diffuse kleurverloop in middeleeuwse landschapskunst, waar bruin verloopt naar groen, naar blauw, steeds schimmiger en zo diepte suggereert.

 De psychoanalyse, het onderbewuste van Freud haalde hij er ook wel bij, maar verklaren doet die het Rothko‑effect niet.

 Wanneer Rothko zelf tegen zijn ene toeschouwer zegt dat het hem gaat om een vorm van communicatie, die wat hem betreft religieuze trekjes mag hebben, die ervaart hij bij het maken zelf ook ‑ maar het hoeft niet ‑ dan raakt hij aan de eigenaardigheden van ons waarnemingsapparaat.

 Hij werkt op intuïtie. En spreekt intuïtief aan. Ik denk dat hij zelf niet goed kon bevatten wat hij aanrichtte. Zoals wij ook de herkomst van religieuze gevoelens niet kennen, al vordert op dat punt de genetica.  

 Vanmiddag zag ik mensen het Rothko-effect ondergaan. Maar wat het was dat ze meemaakten? 

 ps. Ik aarzel nog de tombe-achtige, achthoekige kapel die Rothko in 1964 maakte met louter oefeningen in duisternis - waaronder drieluiken - in verband te brengen met de zelfmoord van de 'verdwijnkunstenaar'.  In Den Haag draait een film, waarin de camera er 180 graden rondrijdt. De sterkte van het bovenlicht varieert daarbij langzaam, waardoor de kleuren steeds veranderen. Ik bleef staren.

 

Minimal Myth (1)

 Met een helder hoofd verliet ik Museum Boijmans. Het bad in het minimalisme had me goed gedaan. Weinig kan genoeg zijn, en meer.

 Het raadsel dat daar bij komt is hoe het weinige, ruimte, helderheid, zo veel in je hoofd aan het werk kan zetten. Grote schoonmaak, maar dan? Ik ben een boon als ik begrijp hoe het werkt.

 Ik zag werk van Jan Schoonhoven en dacht aan z'n betoog - op film - over eindeloos over­geverfde, ijzeren hekken in Delft. De lichte onregelmatigheden in de regelmaat. Aan mijn vriend Dave Meijer, die me wees op de zijkanten van z'n doeken, waar het linnen over het raam gespannen zit en uitlopers van verflagen de schilder ver­raden. Aan Ben Akker­man die bleef hameren op de randjes van z'n tekeningen. Im­mers, zo'n schilderij, zo'n tekening houdt ergens op, zei hij. En daar zit de spanning.

 Daar gebeurt het. Wat? In Boijmans wordt het woord mythe gebruikt voor het raadsel van het weinige. Dat wat je niet weet, maar met een paar lijnen of vlakken kunt doen vermoeden. Minimalisten zijn geen puriteinen, ze zijn romantici.

Lisette Pelsers

 Zij was het die me per telefoon naar de Enschedese flat van Ben Akkerman loodste, de nu gestorven grootmeester van de randen en randjes. Zij was het die de schilderijen van Willem Brakman ten­toonstelde in het Rijks Twenthe, en er niet voor terugschrok Willems complete werkhok naar het museum over te brengen.

 Ze gaf hem ook permissie om 's ochtends voor openingstijd te komen kijken als er nog niemand was, waar een mooi boekje van kwam: Brakman's route door het Rijksmuseum Twenthe'. En nu wordt ze opeens directeur van Kröller-Müller. We spraken af in Otterlo, in een uitspanning die gesloten bleek. Er staat: 'Wij genieten van de uitgestorven landstreek en mystieke sfeer.'

 Ze verruilt haar blauw suède hakken voor wandelstappers en ontvouwt lopend haar plannen. Ook Kröller-Müller is veel geld kwijtgeraakt aan de bezuinigingen, maar klagen wil ze niet. Dat helpt niemand. Plannen genoeg. Haar 'crowd funding' in Enschede werkte: de vrienden van het museum hielpen mee een Gainsborough te kopen. Dat is nu hun schilderij, in hun muse­um. Zoiets kan hier ook. Komend jaar worden meer dan 300.000 bezoekers verwacht. Eerst voor de pointillisten Seurat en Signac die nog door haar voorganger zijn gepland. Dan is zij aan de beurt. Wordt het Brancusi? In de verte, achter de berken en pijnbomen zie ik Hélène Kröller-Müller voorbij rijden, in amazonezit. Ze knikt goed­keurend. Later meer.

Plien 5 (1995), gemengde techniek op doek, 220 bij 200 cm 
Götz aan het werk.. 
PLON i (2001), keramiekrelief van 110 bij 270 cm

Karl Otto Götz

 In het Arp-museum, boven op de berg van Rolandseck zag ik de abstracties van Götz. Zijn overzichts-tentoonstelling heet 'In erwartung blitzschneller Wunder'.Waarmee over z'n werkwijze veel gezegd is.

 Ik kan niet zeggen dat ik daar onbevangen binnenkwam.  Jezus nee. Eigenwijs had ik de trap - 230 treden - genomen inplaats van de lift, en verder heb ik grote weerstand tegen zulke geloofsartikelen als 'spontaniteit' en het 'laten spreken van het materiaal'.
Maar ik ging voor de bijl.
Als de visuele werkelijkheid je niet ingeeft wat te schilderen of te beeldhouwen, dan kan het immers ook zijn dat de - minstens zo werkelijke - materie dat doet.
Overtuigend is de film die hem aan het werk toont. 
Hoe werkt Götz?
Behalve met alle mogelijke verf- en boetseerstoffen werkt de nu 96-jarige - eens bevriend met abstractie-pionier Hans Arp - met zijn eigen lichaam.
Hij gooit zich erin, heel letterlijk, met zijn lijf als boetseermes of vorm. Een naakte oude heer met een bril wentelt zich vastberaden door de modder, het gips, wat het ook is. 

 Ik schoot in een lach - waarom? opluchting? herkenning? - die de omstaande Duitsers opeens gretig overnamen. Ontdekte daarna pas hoe trefzeker de bewegingen van Götz waren. Een oude Sumo-worstelaar.
Bezig met het vinden van vormen, zoals Schoonhoven en Ben Akkerman het deden, zoals Toon Verhoef het nog steeds doet.
 

Ben Akkerman thuis, in 2007
zonder titel (1980-1984, inkt op papier)
landschap (1955) in olieverf, dit hing in de gang.

Ben Akkerman (1920-2010)

 Samen met Jan Schoonhoven onze grootste abstracte schilder. Zo licht. Zo geestig ook. Hij stierf afgelopen week.Januari 2007 was ik bij hem in Enschede, op de flat waar hij alleen woonde sinds zijn vrouw overleed. Thee en een rondo. In de achterkamer rook het naar verf: twee nieuwe doeken in aanbouw. Ik probeerde een interview. Maar wat ik ook zei of vroeg: 'Ik kan me niet voorstellen dat je iets kan met wat ik zeg...'.

 Nog een rondo. Voor het Rijksmuseum Twente maakte hij toen een overzicht van zijn werk, heel z'n ontwikkelingsgang. Ontsnappen aan het landschap.
'Ik ben een oeuvrebouwer,' zei hij. 'Liefst hou ik tenslotte 150 werken over.' En ja, hij heeft heel wat vernietigd.
Ik kreeg het Twentse land te zien waar hij zijn leven lang gefietst en gewandeld heeft, op foto's en in kleine vierkante tekeningen, bewaard in sigarendoosjes.
Je zag hem zich losmaken van dat landschap. Eerst verdween het perspectief, dan de rechthoek, tenslotte de horizon. Een hardnekkige lijn, die steeds nog resten van lucht en aarde bleef scheiden. Maar in 1974 was ook dat gebeurd. Weg horizon. Toen kon het spel beginnen.
Akkerman bespeelt zijn vlakken als een improviserend musicus. Het deed me denken aan wat Nijmeegse wetenschappers uitvonden over muziek: het is een spel met patronen, de musici zijn het publiek steeds te slim af.
'Je swingt,' zei ik.
 Hij keek me verbaasd aan en zei 'maar ik ben totaal amuzikaal hoor'. En herhaalde dat je over die dingen nauwelijks kunt praten.
Die bedachtzaamheid, in elke lijn, ieder woord.
Daarna spraken we nog en hele tijd over randjes. Elk schilderij, elke tekening eindigt ergens, heeft randen.
'Daar moet je eens op letten.'

 Het Rijksmuseum Twenthe, dat veel werk van Akkerman bezit, bereidt een tentoonsteling voor.

Ben Akkerman
Beluister fragment
het licht beweegt, maar je ziet het niet
 

Jan Schoonhoven (2)

 Apen kunnen aardig tekenen, maar een ding doen ze nooit, arceren. En de oudste menselijke decoratie bevat al evenwijdige streepjes. Pas nog zag ik in het Afrika- (voorheen Congo-) museum weer de Afrikaanse maskers en gebruiksvoorwerpen, vol streepjes. Wat bezielde Jan Schoonhoven?

 Hij heeft er wel wat over gezegd nu en dan.
Ook over de herhaling van motieven. Een ordening die voortkwam, zei hij ‘uit de noodzaak opzettelijke vorm te vermijden’
Hij is tegen vorm als inbreuk en truc, hij wil zijn materiaal zo gebruiken dat het ‘boven zichzelf uitkomt’ en 'drager wordt van de geest van de maker'.

 'Het gaat mij om een totaal wit vlak,’ zei hij ‘Los van ieder schilderkunstig verschijnsel, los van iedere inmenging die vreemd is aan de waarde van het vlak; het wit is geen poollandschap, geen materie die bepaalde associaties oproept, geen mooie materie, geen sensatie, geen symbool of iets anders: een wit vlak is een wit vlak.’
Blijft het raadsel van de ontroering.
Ook bepaalde Sol Lewitts of Ben Akkerman maken de tranen los. Hoe kan dat?
‘Jan Schoonhoven speelt met de tijd. Op zijn kunst beweegt het licht heel langzaam, en dat voel je, in plaats van dat je het ziet.’

 Morgen tegen 11.45 sta in voor de weekendeditie van de Avonden in Den Haag

Zonder titel, 1993-1994, inkt en krijt. Let op de resten van oude lagen.
Ben Akkerman

Ben Akkerman

 In het Rijksmuseum Twente is een overzicht van het werk van Ben Akkerman (86) te zien. Met werkelijk abstracten heb ik het vaak moeilijk, met Akkerman juist niet. Raadselachtig hoe hij me optilt en meeneemt op zijn omzwervingen door en om het vlak. Hij doet me denken aan wat Nijmeegse wetenschappers uitvonden over muziek: 'het is een spel met patronen, de musici zijn het publiek steeds te slim af'. Zo vergaat het me bij Akkerman. Soms giechel ik om wat hij uithaalt.

 Ik vertel hem die muziektheorie, maar hij zegt 'ik ben totaal amuzikaal'. En voegt eraan toe dat je over die dingen beter niet kunt praten. Hij tekent en schildert gewoon. Het een komt uit het ander voort. Zijn tentoonstelling beslaat heel z'n ontwikkelingsgang, van landschap naar abstractie, inclusief tien nieuwe tekeningen uit de periode 1979-1994, en is door hem zelf samengesteld. Hij laat me de precieze opstelling per zaal uitgetekend zien. Tot slot drie blauwe monochromen, die hij als zijn testament beschouwt. Hij is een oeuvrebouwer zegt hij zelf. Liefst houdt hij 150 werken over. Hij heeft al menig doek doorgezaagd. Echt waar? Ja.

 Ben Akkerman woont al zijn leven lang in Enschede. Hij ontvangt me met thee en een rondo, op de flat waar hij alleen woont sinds zijn vrouw 7 jaar terug overleed. Haar favoriete schilderij hangt boven de bank: een vierkant rood monochroom. In de achterkamer is atelier. En, daar wordt gewerkt. Het ruikt naar verf. Daar en in de gang zijn twee nieuwe doeken in aanbouw. Ga kijken. Ben Akkerman swingt zachtjes. Een man van weinig woorden. Die zijn op 7 februari na 21.00 te horen in het beeldhalfuur van De Avonden.

Tags: 
Ben Akkerman
Beluister fragment