Samen met Jan Schoonhoven onze grootste abstracte schilder. Zo licht. Zo geestig ook. Hij stierf afgelopen week.Januari 2007 was ik bij hem in Enschede, op de flat waar hij alleen woonde sinds zijn vrouw overleed. Thee en een rondo. In de achterkamer rook het naar verf: twee nieuwe doeken in aanbouw. Ik probeerde een interview. Maar wat ik ook zei of vroeg: 'Ik kan me niet voorstellen dat je iets kan met wat ik zeg...'.
Nog een rondo. Voor het Rijksmuseum Twente maakte hij toen een overzicht van zijn werk, heel z'n ontwikkelingsgang. Ontsnappen aan het landschap.
'Ik ben een oeuvrebouwer,' zei hij. 'Liefst hou ik tenslotte 150 werken over.' En ja, hij heeft heel wat vernietigd.
Ik kreeg het Twentse land te zien waar hij zijn leven lang gefietst en gewandeld heeft, op foto's en in kleine vierkante tekeningen, bewaard in sigarendoosjes.
Je zag hem zich losmaken van dat landschap. Eerst verdween het perspectief, dan de rechthoek, tenslotte de horizon. Een hardnekkige lijn, die steeds nog resten van lucht en aarde bleef scheiden. Maar in 1974 was ook dat gebeurd. Weg horizon. Toen kon het spel beginnen.
Akkerman bespeelt zijn vlakken als een improviserend musicus. Het deed me denken aan wat Nijmeegse wetenschappers uitvonden over muziek: het is een spel met patronen, de musici zijn het publiek steeds te slim af.
'Je swingt,' zei ik.
Hij keek me verbaasd aan en zei 'maar ik ben totaal amuzikaal hoor'. En herhaalde dat je over die dingen nauwelijks kunt praten.
Die bedachtzaamheid, in elke lijn, ieder woord.
Daarna spraken we nog en hele tijd over randjes. Elk schilderij, elke tekening eindigt ergens, heeft randen.
'Daar moet je eens op letten.'
Het Rijksmuseum Twenthe, dat veel werk van Akkerman bezit, bereidt een tentoonsteling voor.