Vanmiddag in Den Haag was het al te druk om te laten gebeuren wat Mark Rothko (1903-1970) voor ogen had: communiceren met een enkele toeschouwer die voor een enkel - op ooghoogte, je wandelt er in ‑ doek staat. Een doek waarvan een zuigende werking uitgaat.
Hoe die aantrekkingskracht in de loop van jaren ontstond is in Den Haag goed te zien. Geleidelijk komt Rothko tot zijn begrensde kleurvlakken met diffuse omrandingen, vaak zo gegroepeerd dat er tussen een groter en een kleiner veld een soort horizon ontstaat. De diffuse begrenzingen die hij schildert veroorzaken een zuigkracht, zuigen de kijker zijn wereld binnen. Rothko's werk berust op de manier waarop mensen waarnemen en daarbij horende gewaarwordingen.
Het was de schilder Ben Akkerman die me wees op het doorslaggevende van begrenzingen in de schilderkunst: een vlak houdt altijd ergens op, zei hij, moet wel ergens ophouden. En daar gebeurt het.
Wat Rothko ontdekte is dat je een vlak niet hoeft te laten ophouden bij de rand van het canvas, hij bracht de randen van zijn - levende ‑ vlakken binnen het schilderij. Rothko maakte de rand tot onderwerp. Het verdwijnen in het niets zit bij hem niet meer aan de periferie, maar is het onderwerp geworden. Rothko schildert verdwijnranden. Die herinneren aan de ontdekking van het diffuse kleurverloop in middeleeuwse landschapskunst, waar bruin verloopt naar groen, naar blauw, steeds schimmiger en zo diepte suggereert.
De psychoanalyse, het onderbewuste van Freud haalde hij er ook wel bij, maar verklaren doet die het Rothko‑effect niet.
Wanneer Rothko zelf tegen zijn ene toeschouwer zegt dat het hem gaat om een vorm van communicatie, die wat hem betreft religieuze trekjes mag hebben, die ervaart hij bij het maken zelf ook ‑ maar het hoeft niet ‑ dan raakt hij aan de eigenaardigheden van ons waarnemingsapparaat.
Hij werkt op intuïtie. En spreekt intuïtief aan. Ik denk dat hij zelf niet goed kon bevatten wat hij aanrichtte. Zoals wij ook de herkomst van religieuze gevoelens niet kennen, al vordert op dat punt de genetica.
Vanmiddag zag ik mensen het Rothko-effect ondergaan. Maar wat het was dat ze meemaakten?
ps. Ik aarzel nog de tombe-achtige, achthoekige kapel die Rothko in 1964 maakte met louter oefeningen in duisternis - waaronder drieluiken - in verband te brengen met de zelfmoord van de 'verdwijnkunstenaar'. In Den Haag draait een film, waarin de camera er 180 graden rondrijdt. De sterkte van het bovenlicht varieert daarbij langzaam, waardoor de kleuren steeds veranderen. Ik bleef staren.