'kwam me op zekere dag op de straat waar ik warrig ronddwaalde en -zwierf een mooie, voorname
DAME
tegemoet, die me onvermoed vroeg, of ik de flinke lastdrager was die al een hele tijd vergeefs zocht.'
Fritz prijst zijn eigen lichaamskracht aan. In vastpakken en binden is hij bijzonder goed, in aansnoeren en toeknopen ook.
'Uitlatingen die ze met een uiterst tevreden lach leek aan te horen.' Hij wordt aangenomen in een 'in alle opzichten zeer aangename vertrouwenspositie'.
Ze zegt nog dat alleen een 'gloeiende optimist, die zin heeft het heel bont te maken' in aanmerking komt.
Waarna hij met haar naar huis gaat, waar ze hem allereerst aan haar weelderige
BOEZEM
drukt, wat hem de adem bijna beneemt en zijn neus platdrukt.
Het verhaal eindigt ermee dat hij voor haar grote gestalte neerknielt en uitziet op de naad van haar jurk, die hij met knopen om open- en dicht te knopen over haar lichaam tot de voeten omlaag ziet vallen.'
Aan die naad en die knopen blijft zijn blik kleven. Hij zal van dan af aan de jurk steeds weer open- en dicht moeten knopen.
Een bezigheid waarover hij eens en dik boek zal schrijven, zegt Walser. 'Hoewel hij er beter niet aan kan beginnen.'
De Zwitser Walser werd een gevierd Berlijns schrijver, maar keerde naar Zwitserland terug en stierf jaren later als patiënt in een inrichting.