Eten

 Hoe dicht schrijven en eten bij elkaar kunnen staan lees je in Het diner (1920) van Robert Walser (1878-1956). Die naar ik vermoed een hekel aan sjiek eten had.

 'Dit diner was verrukkelijk. Mosterd was er genoeg. En het geheel werd door de fijnste wijnen begeleid. De soep was eerlijk gezegd wat dik, en de vis droeg niets aan vermaak bij; maar dat nam niemand hem kwalijk. Vorken en lepels klepperden levendig. Over de borden werden sausen uitgegoten die ons in vervoering brachten, mij in het bijzonder, die van trek gewoon­weg straalde en bijna bezweek.

Een precies hartig, pittig gebraad zorgde ervoor dat de tanden streng aan het werk werden gezet. Ik liet het me smaken. Onder andere werd me een eend geserveerd. De vrouw des huizes lachte ononderbroken in haar vuistje en de bedienden probeerden ons daardoor te bemoedigen dat ze ons op de schouders klopten.

Kostelijk was ook de kaas. Toen we opstonden, vloog iedereen een sigaar in de mond en een kopje koffie in de hand. Het eetgerei verdween telkens als het leeg was. We waadden tot onze nek in geestrijk onderhoud. De likeur liet ons in een mooiere tijd zwemmen, en toen zich een zangeres liet horen was iedereen eenvoudig weg.

Nadat we ons verkwikt hadden ontroerde ons een lyricus met gedichten. Heel de tijd vloeide nog het bier de een na de ander liet het zich goed bekomen.

Onder de gasten bevond zich een bevrorene. Alle moeite om hem tot leven te brengen bleven zonder resultaat (...).'

 En wie was die 'bevrorene' anders was dan Robert Walser?

Tags: 

Stukje

 Een kort stukje aarzelt vaak tussen een brief, aan een geliefde op wie je indruk wilt maken, of aan de wereld. 'Luister wat ik zag of meemaakte' komt het dichtst bij. Die wereld moet de krant maar lezen.

 De Zwitser Robert Walser was een wandelaar. 'Kleine Wanderung' verzamelt stukjes uit zijn latere tijd. Hier bekijkt hij in Bern een etalage:

'Zo in een etalage kijken, wie heeft daar geen plezier in. Vluchtig snoept men met de blik van chocola. Hier interesseren je hoeden, daar dassen, ergens anders Weense of Frankfurter worst. Op zijn mooist krijg je soms gratis bij voorbeeld de aanblik van afbeeldingen naar beroemde schilders.

Smakelijk liggen viooltjesstruikjes met hun kloeke violet naast sinaasappels. Onze ogen verschaffen ons veel plezier. In antiekzaken zijn Zwitserse veldslagen tentoongesteld. Verbazend hoe ruig het daar toeging. De mogelijkheid het leven van een betere kant te genieten moet met aanpakken bevochten worden. Ik neem voedzame zaken waar, zoals Emmentaler en Gruyère kaas.

Modezaken zijn gespitst op de uiterlijke schijn van voordeel. Goed gekleed gaan kan nooit kwaad. At ik niet al in een bakkerij in de Aarbergersteeg een Appelschmutsli?

Koffiehuizen lokken de haastigen met dijbenen en pannenkoek. Korsetten enzovoorts nauwlettend bekijken is niet zoals het hoort voor een heer. Maar een journalist zal het toegestaan zijn. Meisjeszakdoekjes zijn allerliefst geborduurd. Vanwege een zakdoekje maakte Othello met z'n vrouw een scene. Al jong werd me gezegd 'Schoenen geef je een vrouw niet cadeau; die kopen ze zelf zoals het uitkomt. Juwelierszaken glimmen van ringen, gespen en halskettingen. Papeterieën houden je het nut voor ogen hier en daar eens een brief te schrijven. Pas nog zag ik bij een scharrelaar een ivoren Christusbeeldje met gestrekte armen en doorboorde voeten.

Hier heb ik weer weer eens alleen wat geschetst; eigenlijk was ik tot meer verplicht.

Tags: 

Robert Walser en Henri Rousseau

 In zijn laatste roman dwaalt Robert Walser ongeremd rond. Waarneming en overwegingen wisselen elkaar af zonder dat hij orde schept in de wederwaardigheden van hemzelf en zijn alter ego 'De rover', die de wereld leegrooft aan gedachten en verschijnselen. Vertaald door Machteld Bokhove. 

'Maar het is onverantwoord zo vergeetachtig als ik ben. Ooit kwam de rover immers nadat hij zich even bij een boekdrukkerij had laten zien en met de eigenaar een uurtje had staan kletsen, in het bleke novemberbosje die Henri Rousseau-vrouw tegen, helemaal in het bruin gekleed. Hij bleef getroffen voor haar stilstaan. De gedachte ging door zijn hoofd dat hij in de afgelopen jaren op een treinreis midden in de nacht tegen een vrouw die met hem reisde als het ware sneltreinachtig had gezegd: 'Ik ga naar Milaan.' Net zo dacht hij nu heel  flitsachtig-vlug aan toffees die je in kruidenierswinkels koopt. Kinderen eten dat graag, en meneer de rover at ze ook nog altijd graag zo nu en dan, alsof de liefde voor toffees etc. tot de taken van de roversstand behoorde. Met 'Lieg toch niet!' opende nu die dame in het bruin haar betoverende mond.'

Als Walser er over begint moet ik toch mijn kant van de dingen noteren, van Henri Rousseau, de schilder van varens, die uit de oerbossen overgebleven schermachtige planten waarmee hele heuvels begroeid zijn rondom Terhulpen bij Brussel. En van toffees. De buitenkant is zacht en tenslotte bereik je al zuigend het harde binnenste, waarop je nog lang kunt zuigen als je het niet per ongeluk doorbijt. Maar dit, zoals veel bij Walser, terzijde.

Tags: 

Dames

 De betekenis van het woord dame verschuift met de tijd, van ernst naar ironie. In 1925, toen de Zwitser Robert Walser 'Der Raüber' schreef stond er 'O wat had hij een medelijden met deze twee dames, die het niet waren, want er is heel weinig maar tegel­ijk ook heel veel voor nodig om een dame te zijn.'

 En hij vervolgt: 'Een vrouw die een dame wil zijn, moet zichzelf in de eerste plaats uitzonderlijk maken, ze moet zich niet al te vaak laten zien, waardoor je het mooie gevoel of geloof krijgt dat er aanspraak op haar wordt gemaakt, dat ze ergens vast uiterst aangenaam en zinvol bezig is, zich hier en daar vermaakt, in vrolijk en spiritueel gezelschap verkeert, dat ze bijvoorbeeld op reis is of misschien in de zon tennis speelt, of in een fauteuil zit en daarbij haar voetjes op een tabouret heeft liggen, wat je je zonder de geringste moeite kunt voorstellen. Ook met een handwerkje of lezend in een geleerd of ongeleerd tijdschrift stel je je een echte dame makkelijk voor, kortom, ze moet iets zijn waarover een gewoon mens makkelijk een beetje kan dromen.'

 En dan gaat het over hoe mannen naar vrouwen kijken:

 'Dan wandelen die ogen ongegeneerd, respectloos alleen om de contouren van een vrouwelijke verschijning heen en doen daar noch iets snuggers noch iets goeds mee, maar iets destructiefs, omdat 't iets liefdeloos is, en dat velen op straat of in openbare gelegenheden dat zo doen, dat zal een vrouw die verfijnd en vriendelijk wil blijven, door en door moeten weten (...),'

 Kortom: 'Ze moet als een mooi getekende tekening zijn en voorbijlopen als een gedicht, als een strofe die nog nooit iemand gelezen heeft.' Dit als introductie van de vrouw van de wereld Selma. Want 'O wat hing die de dame uit.'            

Tags: 

Achter je neus aan

 Kun je wandelen, maar ook schrijven. Zonder vooropgezet plan of doel. Je moet natuurlijk wel een neus hebben die de moeite is, die gaat waar het hem of haar invalt. Bevrijd van verhaaldwang, van tegemoetkomen aan wat men van schrijfsels zoal verwacht. En dat is veel. De kans dat je in ongenade valt blijft dreigen. Robert Walser (1878-1956) ontworstelt zich in zijn laatste 'Roman' behendig aan de verhaaldwang. Hij springt van de hak op de tak terwijl je hem toch blijft volgen, benieuwd wat er nu weer in zijn hoofd zal opkomen. Ik lees hem in de uitstekende vertaling van Machteld Bokhove. Ik volg Walser en zijn alter ego 'De rover', de verhaaldief:

 'Het schijnt dat hij net zo veel van wijndrinken begrijpt als Sancho Panza, wiens ouders wijnboeren waren. In de wijn ligt een soort recht op superioriteit. Als ik wijn drink, begrijp ik vroegere eeuwen, ik vertel mezelf dat die ook uit huidige situaties hebben bestaan en uit 't plezier je daarop in te stellen. Wijn maakt je tot kenner van de werelden van de ziel. Je eerbiedigt dan alles en eerbiedigt ook weer niets. In wijn schemert kiesheid. Ben je een vriend van wijn, dan ben je ook een vriend van vrouwen en een beschermer van wat hen lief is. De betrekkingen, ook de meest verzwegene, die er tussen man en vrouw bestaan, springen vanuit het wijnglas als bloemen voor je open.'

Tags: 

Robert Walser en de knopen

 Duits lezen. In Robert Walsers (1878-1956) verhalenbundel Der Spaziergang (1917) - waaruit Marcel van Eeden in z'n werk citeerde - staat de wonderlijke erotische ges­chiedenis van de optimist Fritz. Waarvan hoofdstukjes zomaar midden in de tekst beginnen met tussenkopjes in kapitaal. Frits belandt in Berlijn en daar:

 'kwam me op zekere dag op de straat waar ik warrig ronddwaalde en -zwierf een mooie, voorname

               DAME

 tegemoet, die me onvermoed vroeg, of ik de flinke lastdrager was die al een hele tijd vergeefs zocht.'

Fritz prijst zijn eigen lichaamskracht aan. In vastpakken en binden is hij bijzonder goed, in aansnoeren en toeknopen ook.

 'Uitlatingen die ze met een uiterst tevreden lach leek aan te horen.' Hij wordt aangenomen in een 'in alle opzichten zeer aangename v­ertrouwenspositie'.

 Ze zegt nog dat alleen een 'gloeiende optimist, die zin heeft het heel bont te maken' in aanmerking komt.

 Waarna hij met haar naar huis gaat, waar ze hem allereerst aan haar weelderige

                BOEZEM

 drukt, wat hem de adem bijna beneemt en zijn neus platdrukt.

 Het verhaal eindigt ermee dat hij voor haar grote gestalte neerknielt en uitziet op de naad van haar jurk, die hij met knopen om open- en dicht te knopen over haar lichaam tot de voeten omlaag ziet vallen.'

 Aan die naad en die knopen blijft zijn blik kleven. Hij zal van dan af aan de jurk steeds weer open- en dicht moeten knopen.    

 Een bezigheid waarover hij eens en dik boek zal schrijven, zegt Walser. 'Hoewel hij er beter niet aan kan beginnen.'

 

 De Zwitser Walser werd een gevierd Berlijns schrijver, maar keerde naar Zwitserland terug en stierf jaren later als patiënt in een inrich­ting.

Logies in een landhuis (1)

 Heet de nu ook in vertaling verschenen verzameling schrij­versportretten van W.G.Sebald.

 Tegelijk met Jean-Jacques Rousseau, Gottfried Keller en Johann Peter Hebel portretteert Sebald ook zichzelf. Net als in zijn 'reisboeken' en de roman Austerlitz gebruikt hij il­lustraties. Lees wat hij schrijft over zeven bewaard gebleven foto's van Robert Walser: 'zeven heel verschillende fysiono­mische fasen, die je een vermoeden geven van de catastrofe die zich daartus­sen heeft afgespeeld.' Walser eindigde in een Zwitserse inrichting en werd in 1956 dood in de sneeuw gevonden.

 De foto's van 'een van stille zinnelijkheid vervulde jon­ge­ling' tot 'een gebroken man, en ten slotte een volkomen ver­woeste en tegelijk geredde patiënt in een inrichting'. Sebald schetst de tegenstelling tussen Walsers volkomen niet-ijdele, Zwit­sers stijve wezen en de anarchistische, bohème- en dandy-achtige neigingen uit het begin van z'n schrijversloop­baan.

 Zelf vertelt Walser hoe hij van Thun naar Bern wandelde in een 'liederlijk fel­geel hoogzomerpak, lichte dansschoenen' en met een 'opzettelijk wilde, gewaagde, stomme hoed'.

Marcel van Eeden
ronde straathoeken: eng.
uit 'Celia' (2006), tekst J.van Oudshoorn
Celia wacht bij tekstclip van Robert Walser

Marcel van Eeden (3)

 'What did one wall say to the other wall?''Meet you at the corner. 'Marcel van Eeden bracht me niet alleen bij J.D.Salinger. We spraken in Den Haag over licht en architectuur. Over zoiets vreesaanjagends als 'ronde straathoeken'. 'Eng,' zei Marcel. 'Vind je niet?'

 Ik vind dat ook. Een hoek moet niet rond zijn, om de zelfde reden dat een klok niet vierkant moet zijn. Hij gaf me zijn twee 'beeldboeken', die vorig jaar in Duitsland verschenen bij de grote kunstuitgever Hatje Cantz: 'K.M.Wiegand, life and work' en 'Celia. Beide werden in Nederland nauwelijks opgemerkt, wat nogal idioot is, het zijn boeken zonder eind. Tijdreizen. Je hebt ze nooit uit.Van Eeden voert de plaatjeslezer langs zijn eigen tekeningen, maar tegelijk ook langs daarmee vervlochten teksten van oa. T.S.Eliot, Robert Walser ('Spaziergang') en J.van Oudshoorn ('Laatste dagen').

 Beide boeken maken deel uit van zijn levensproject, het vastleggen van de tijd voor zijn geboorte (1965), de 'Encyclopedie van mijn dood'. Totnutoe leidde dat tot de min of meer losse, dagelijkse tekeningen op zijn Tekenlog. Maar deze twee 'beeldromans' brengen meer samenhang, ze doen denken aan de romantische fotoverhalen met balloons die in de jaren '60 nog verschenen en bij de kapper lagen.Hoe tekst en tekeningen op elkaar inwerken verrast per pagina. Ik moest soms denken aan de titels van Magritte, die een eigen leven leiden, maar toch. Zo goed als de Van Eeden-tekeningen van gedateerde foto's zijn afgeleid, maar toch. Een lichte, Haagse extase. 't Gaat verder. Over de 'glazen bakstenen' in portiektrappen. Over de 'superheld' K.M.Wiegand en nog veel meer.

Marcel van Eeden
uit: ''Celia''

Marcel van Eeden

Liefst zou ik vlug weer eens met Marcel - elke dag een tekening sinds 1993 - van Eeden praten. In de zomer van 2001 was ik op zijn Haagse werkkamer. We hadden het over de wereld van voor zijn geboorte (1965) die hij aan de hand van foto's herschept, nog steeds, elke dag. Hoe ontwikkelt zich zijn parallel universum?

 Wat is er zo Haags aan Marcel van Eeden, vroeg ik me toen af, en nog. Hij werkt nu in Berlijn. Hagenaars gaan weg. Het gaat hem goed daar. Duitsers begrijpen zijn werk. Vanaf morgen exposeert hij zijn 147-delige serie 'Celia', zijn grootste werk totnutoe. Te zien in de Berlijnse galerie Zink in de Schlesische Strasse in de wijk Treptow, waar hij woont. In de Celia-serie zijn teksten verwerkt. Ook van voor 1965, van vier schrijvers: J. van Oudshoorn, Jack Bilbo, T.S. Eliot en Robert Walser. Een verband met de tekeningen is er, maar blijft ongrijpbaar. Ze doen denken aan de titels bij Magritte. In juni exposeert hij een nieuw groot werk in Tübingen, 'De archeoloog - de reizen van Oswald Sollmann'. De geleerde Sollmann trekt daarin - net als van Eeden zelf - van Den Haag naar Berlijn en bereist de Arabische wereld. Alles vóór 1965, dat spreekt.