Onbegrijpelijk. Toch lachte ik. Of lachte ik juist omdat ik het niet begreep? Het grapje raakte aan een uitgestrekt terra incognita in de geest. Als kind wilde ik niets liever dan daarheen. Ik vroeg om meer. Maar er kwam weinig. Je verliest wat, je voetstap, op straat gehoord, kwam het dichtste bij. Al het andere sneuvelde aan begrijpelijkheid.
Mussen vallen van het dak.Dit is een dode vogeltjes dag. Het dode vogeltje met het ene pootje duikt soms op in beschouwingen van letterkundigen onder 'absurd'. Alsof dat iets verklaart. Associeer het vogeltje ook niet met 'nonsens poëzie', dan doe je het geen recht.
Het vogeltje bracht me al heel jong in aanraking met het ongewisse. In taal. Je kon het niet aanraken of uitleggen, toch was het er en moest ik er vreselijk om lachen. Zoals Salingers jongetje om 'What did one wall say to the other wall? Meet you at the corner!’.
Ontsnapping aan de tirannie van het begrijpelijke.
Vroege pioniers waren Sam en Moos. Sam heeft een T-Ford gekocht en vraagt Moos, die nooit in een auto zat, een eindje mee te rijden. Sidderend doet Moos dat. Hij kijkt doodnerveus naar wat Sam allemaal uithaalt met het stuur en de versnellingspook. Dan doet hij een voorstel:
'Weet je wat, let jij nou maar op je stuur, dan zal ik wel in de benzine roeren'.