Liefdesbrieven in Gent

 In oorlog en vrede 1870-1930. Heet de schitterende tentoonstel­ling in het Gents Museum voor Schone Kunsten. Schilderijen, foto's, geliefden.

 Wat is een liefdesbrief? Je ziet de ander niet - het is soms oorlog - en probeert die in arren moede met woorden te bereiken. De moeilijkst denkbare opgave. Hoe breng je onder woorden wat er in je omgaat, wat je wilt zeggen? Het risico dat woorden averechts uitpakken vergezelt je bij iedere zin. Tot aan de brievenbus en daarna als je te binnen schiet wat je eigenlijk had moeten schrijven.

 Blijft de hoop op een goede verstaander of verstaanster. Bij ontmoetingen kun je het aan blikken zien als je een verkeerde toon treft, brieven zijn onherroepelijk.

 De schilderijen in Gent gaan vergezeld van vitrines met brieven, helaas niet in boekvorm te krijgen. Wat de correspondentie achter de schilderijen was moet je bij de meesten raden. Heel veel weten wij niet. En de tijd ging er overheen.

 Brieven blijven woorden onder vier ogen. Daarbuiten, zoals in deze vitrines, staan ze bloot aan oneindig veel misverstand, gissingen en vermoedens. Net als de schilderijen. Maar die spreken voor zich zelf.

 Intussen zie je het beste van de Belgische schilderkunst uit 1870-1930 plus wat erg mooie Fransen, Engelsen, Duitsers en Nederlanders. Van Tytgat tot Vallotton, van Picabia en Arp tot Evenepoel, van Dante Gabriel Rossetti en Khnopff tot Ensor, Van de Woestijne, Brusselmans en De Smet.

Dreigend behang

 De raadselachtige Vallotton (1865-1925) opende in het Van Gogh. Onder de wat pathetische titel, overgenomen van de Franse tentoonstelling 'Het vuur onder het ijs'.

 Maar toch. Onmiskenbare dreiging gaat uit van bijna al wat hij maakte. Van de tegendraadse mythologische scenes uit z'n late periode - Orpheus door de Maenaden aan stukken gescheurd, Perseus die een draak doodt onder de verveelde blik van een naakte toeschouwster - tot de interieurs uit de vroege periode, met de rode kamers, de rode fauteuils en de diepe schaduwen.

 Halfopen deuren van kamers of kasten bieden een blik op al even half open taferelen. Van vrouwen zie je vaak niet meer dan de rug. Kleedjes, gordijnen, behang, de rokjes van schemerlampen, die bij vrienden als Bonnard en Vuillard zo vaak genoeglijkheid oproepen zijn bij Vallotton attributen van griezelinterieurs. Al lijkt er niks bijzonders aan baadsters, kaartspelende heren, onschuldige vrijages of een moeder met verstelwerk en een kind aan haar voeten, het maakt een geladen indruk.

 Wat is er waar van het verhaal dat hij zijn eerste geliefde en model Hélène Chatenay in de steek liet om de rijke kunsthandel-erfgename Gabrielle te trouwen (1899)? Om haar geld. Hij schildert haar vaak uitgesproken lelijk. Maar dat lot treft meer modellen. Er spookt iets bij Vallotton, je blijft kijken tot je wat vindt. Vaak niet.

Misia

 Wie is zij? Bij Félix Vallotton zie je vaak afgewende gezichten, schouders, een rug. En de­uren op een kier.

 Dit is een gezicht. Hét gezicht van Parijs in de jaren 1900-1914. Ze veroverde de stad zegt men met een combinatie van intelligentie, artisticiteit, benen en het geld van haar tweede echtgenoot.

 De Poolse pianiste Misia Godebska (1872‑1950) trouwde voor haar zestiende met Tadeusz Natanson, een geëmigreerde politicus en journalist, hoofdredacteur van het tijdschrift La revue blanche. In 1903 dwong een dreigend failliet hem Misia te 'verkopen' aan de oude en nogal lompe krantenmagnaat Alfred Edwards. De man stond haar tegen maar zijn geld niet, dat ze gebruikte om een artistieke salon op te zetten waar schilders als Renoir, Vuillard, Vallotton, Bonnard, Picasso en Toulouse‑Lau­trec kwamen, die haar leuk vonden en schilderden. Renoir zelfs acht keer. Maar nooit naakt, al speet haar dat later.

 Ze stierf als morfiniste, haar mede-verslaafde en langjarige liefde Coco Chanel zei: 'We beminnen mensen alleen om hun gebreken. Misia gaf me reden genoeg.'

 Het raadsel Felix Vallotton komt naderbij. Ook de stugge Zwitser schilderde Misia meer dan eens - ook in 1898 - die hem in brieven 'mon cher Vallo' noemde. Hier peinzend aan haar kaptafel, temidden van haarborstels, vele handdoeken en met om het middel als ornament wat een reuzen vlinderdas lijkt. Wiéns vlinderdas?

Félix Vallotton (2)

 Van Félix Vallotton weet ik sinds mijn bezoeken aan het oude Parijse Art Moderne. En nog kan ik niet benoemen wat er spookt in zijn werk. Misschien dat de expositie In februari in het Van Gogh me verder van de wal in de sloot helpt. Zijn roman die vertaald werd als Het moor­dende leven doet dat zeker.

 Als jongetje richt de hoofdpersoon al onbedoeld rampen aan, juist in de levens van mensen van wie hij houdt, of denkt te houden.

 Het lijkt erop dat door zijn toedoen een vriendje verdrinkt, dat de schrijnwerkende buurman door wat hij als een grapje bedoelde jammerlijk sterft. Later brandt een schildersmodel zich door zijn toedoen fataal aan een kachel. Wat is dit voor een Koning Midas-doem?

 In bijna alle schilderijen van Vallotton ligt dreiging besloten. Er zal iets gebeuren, er is iets gebeurd. Het toneel is vaak een huiskamer, bij hem de gevaar­lijkste plek. Onheilspellender kunnen meubels en gordijnen niet zijn.­ Vooral tussen 1889 en 1899, als Hélène Chatenay zijn model en geliefde is. Zij is het die je ziet, of niet‑ziet op de doeken uit deze grote 'rode' periode: de tijd van de rode stoel en de kolen­haard.

 Tot hij haar onverklaarbaar in de steek laat voor een rijke dame uit de kunsthandel van wie hij niet hield. Later meer.

De kieren van Félix Vallotton

 Félix Vallotton (1865-1925) is voor mij vooral de schilder van het tussenbeide, het net niet. Kamers en suite, vestibules, anti-chambres. Er gebeurt iets, even verderop in dat zelfde huis. Je weet ook eigenlijk wel wat, maar durft - als buitengesloten kind - niet te gaan kijken.

 Een hoed en een wandelstok op een stoel. Een deur op een kier. Het zicht op een fragment van een bedrand. En steeds de omineuze schaduwkleur rood, tegen het paars aan. Er is meer en anders van hem, maar het raadsel ligt hier. En wordt versterkt door de patronen in behang, tapijten en goed-burgerlijk meubilair.

 Vallotton schreef ook. Onder meer de roman 'La vie meurtrière', vertaald als Het moordende leven. En van hem is de regel 'Wat heeft de man toch voor ergs gedaan dat hij die angstaanjagende gezellin moet ondergaan die de vrouw is. Het lijkt erop dat het tussen de seksen alleen kan gaan om winnen of overwonnen worden.'

 De grote Vallotton-tentoonstelling die nu nog in Parijs is komt in febru­ari naar het Van Gogh. Eindelijk de kans om wat ik op plaatjes ken in het echt te zien.

 

Mark Outjers (1)

 In de reeks Gelders Balkon, die het Arnhems MMKA brengt, vanmiddag een nieuwe verrassing: de schilder Mark Outjers (1967).

 Vervloeiïngen. In schildertechniek zag ik ze maar zelden. Maar hier. Hoe een meisjes­jurkje verloopt in een planken vloer, die op zijn beurt weer overgaat in luxaflex. Hoe de nerf van een plank overgaat in een schoentje. Toch kijk je in het dagelijks leven ook zo, realiseer je je.

 Ook de lichtval in de schilderijen van Outjers is uitzonderlijk. Het glanzen van een in de was gezette vloer ontwricht een hele voorstelling. Er zijn geen voorwerpen meer waar licht op valt, er is licht waaruit voor­werpen, figuren of meubels­tuk­ken opduiken. En dan. Overal zijn patronen en motieven verwerkt, in het behang achter zelfportretten, in tegelwanden. Outjers werkt op houten panelen. En elk paneel brengt een verhaal, beter een raadsel.

 Behang, patronen, motieven? Onherroepelijk komt ook daardoor de herinnering aan het werk van Felix Vallotton.