Van Félix Vallotton weet ik sinds mijn bezoeken aan het oude Parijse Art Moderne. En nog kan ik niet benoemen wat er spookt in zijn werk. Misschien dat de expositie In februari in het Van Gogh me verder van de wal in de sloot helpt. Zijn roman die vertaald werd als Het moordende leven doet dat zeker.
Als jongetje richt de hoofdpersoon al onbedoeld rampen aan, juist in de levens van mensen van wie hij houdt, of denkt te houden.
Het lijkt erop dat door zijn toedoen een vriendje verdrinkt, dat de schrijnwerkende buurman door wat hij als een grapje bedoelde jammerlijk sterft. Later brandt een schildersmodel zich door zijn toedoen fataal aan een kachel. Wat is dit voor een Koning Midas-doem?
In bijna alle schilderijen van Vallotton ligt dreiging besloten. Er zal iets gebeuren, er is iets gebeurd. Het toneel is vaak een huiskamer, bij hem de gevaarlijkste plek. Onheilspellender kunnen meubels en gordijnen niet zijn. Vooral tussen 1889 en 1899, als Hélène Chatenay zijn model en geliefde is. Zij is het die je ziet, of niet‑ziet op de doeken uit deze grote 'rode' periode: de tijd van de rode stoel en de kolenhaard.
Tot hij haar onverklaarbaar in de steek laat voor een rijke dame uit de kunsthandel van wie hij niet hield. Later meer.