De raadselachtige Vallotton (1865-1925) opende in het Van Gogh. Onder de wat pathetische titel, overgenomen van de Franse tentoonstelling 'Het vuur onder het ijs'.
Maar toch. Onmiskenbare dreiging gaat uit van bijna al wat hij maakte. Van de tegendraadse mythologische scenes uit z'n late periode - Orpheus door de Maenaden aan stukken gescheurd, Perseus die een draak doodt onder de verveelde blik van een naakte toeschouwster - tot de interieurs uit de vroege periode, met de rode kamers, de rode fauteuils en de diepe schaduwen.
Halfopen deuren van kamers of kasten bieden een blik op al even half open taferelen. Van vrouwen zie je vaak niet meer dan de rug. Kleedjes, gordijnen, behang, de rokjes van schemerlampen, die bij vrienden als Bonnard en Vuillard zo vaak genoeglijkheid oproepen zijn bij Vallotton attributen van griezelinterieurs. Al lijkt er niks bijzonders aan baadsters, kaartspelende heren, onschuldige vrijages of een moeder met verstelwerk en een kind aan haar voeten, het maakt een geladen indruk.
Wat is er waar van het verhaal dat hij zijn eerste geliefde en model Hélène Chatenay in de steek liet om de rijke kunsthandel-erfgename Gabrielle te trouwen (1899)? Om haar geld. Hij schildert haar vaak uitgesproken lelijk. Maar dat lot treft meer modellen. Er spookt iets bij Vallotton, je blijft kijken tot je wat vindt. Vaak niet.