Daan van Goldens parkieten

 Voor het foeilelijke en onhandige nieuwe Stedelijk in Amster­dam klaar was stond er een schutting om de bouwplaats. Daar werden verschil­le­nde kunstenaars op losgelaten. Ze mochten in het depot iets uitzoeken en daarmee iets doen.

 Schuttingkunst, van de nood en deugd. Begin 2008 was Karin Hassel­berg als eerste aan de beurt om de schutting van 108 meter, langs de Paulus Potterstraat en de Van Baer­lestraat aan te pakken.

 Ze koos uit twee catalogussen van het Stedelijk. In eentje uit 1984 was een fragment van 'La perruche et la sirene' (De parkiet en de sirene) van Henri Matisse per ongeluk ondersteboven terechtgekomen. Dat gebruikte ze.

 En combineerde ze met de 'Blauwe Studie' (1991) die Daan van Golden baseerde op dat zelfde schilderij van Matisse.

 Weer een parkiet. In juni jl. ging Karin langs bij Van Golden in zijn Schiedamse atelier. Toen ze hem haar plan vertelde besloot Van Golden om de pagina in zijn catalogus aan te passen. Hij zette een extra lijn aan de linkerkant van de blauwe parkiet, zodat de gouden omlijsting - waar een gat in zat - compleet was.

 De parkiet is een 'grafische' vogel. Zijn silhouet in de winterse esdoorntoppen achter mijn balkon van een grote schoonheid. De manier waarop hij zit, altijd boven in een ‑ in dit seizoen kale ‑ tak laat zijn silhouet tegen de lucht afgetekend - of uitgeknipt - uitkomen.

 Daan van Golden is gestorven. Hij kan niet langer zijn iconische parkietbeeld en dat van Matisse verdedigen tegen de afkeer van de Amsterdammers en andere Hollandse stedelingen die het maar niks vinden, die lawaaiige, allochtoonse indringers.

Ze

 Ze zijn er weer. Ik heb ze laten wachten, maar nu is het koud genoeg, vind ik als opperwezen. De blaren van de bomen zijn weg en ik zag ik ze bij wijlen al op hun favoriete uitkijkplekjes, de toppen van de esdoorns. Het heeft gevroren, ze hebben het verdiend.

 Sommige dragen een halsband, andere niet. Moet ik nog uitzoeken. Andere kleurverschillen zijn er in de snavels, van rood tot geel.

 Het overspronggedrag dat ik bij Tijs Goldschmidt leerde kwam van pas. Wordt iemand tijdens het eten verjaagd dan gaat hij zogenaamd rustig op de ba­lustrade van het balkon zitten en kijkt wat rond met zo'n gezicht van 'ach ja, ik kwam hier heel toevallig aangevlogen en nu zit ik hier even op m'n gemak. Voedsel? Ach nee, nu even niet. Pinda's ik?'

 Maar zodra er iemand opvliegt is ie er als kippen bij.

 Het eten doen ze liefst van boven af. Een intelligente opende een pindadop, haalde er een nootje uit en nam dat in z'n rechterklauw waarna hij er al hangend hapjes van nam. Of ie met mes en vork at.

 Ze laten concurrenten niet naast zich toe. Maar de pikorde heb ik nog niet kunnen doorgronden.

 Er kwam een Vlaamse gaai, maar die ontweek geschrokken de drukte. Duiven komen er al helemaal niet aan te pas. Die zijn hier te dom voor.

 Deze tros is vanavond op.

 Ik dacht meteen aan Matisse en Karin Hasselberg, toen ik ze zag zitten in de Esdoorntoppen. Die onovertrefbare silhouetjes.

Matisse en de parkiet

 Soms is toeval onweerstaanbaar. Wat Matisse aantrok in de parkiet laat zich raden. De parkiet is een 'grafische' vogel. Ik zie hem dagelijks. De manier waarop hij zit, altijd boven in een - in dit seizoen kale - tak laat zijn silhouet tegen de lucht af­getekend uitkomen. Of uitgeknipt.

 Heel die vanzelfsprekende houding, die rust en waakzaamheid tegelijk uitdrukt. Hij kan elk moment opvliegen. Een icoon. Waarvan? Het Stedelijk spreekt van Matisses 'oase'. De droomplek die de schilder zich schiep met zijn knipsels. En dan een sirene. In het vrolijkst denkbare palet. Geen harde tinten, ook geen pastel, iets daar wonderlijk tussenin.

 De parkieten die ik dagelijks zie en het knipsel van Matisse hebben een voorgeschiedenis. In december 2008 zag ik de grote Matisse expositie in Stuttgart, waar vooral zijn vrouwenportretten hingen. Nooit zoveel vrouwelijk gonzen gehoord op een tentoonsteling. Ah en oh..

 Eerder had ik Karin Hasselberg leren kennen, die in 2008 als eerste een schutting voor het Amsterdamse Stedelijk in aan­bouw had ontwo­rpen. Een schutting van 108 meter, langs de Paulus Potterstraat en de Van Baer­lestraat. Met materiaal uit de collectie van het museum. Ze koos werken uit twee catalogussen van het Stedelijk. In eentje uit 1984 kwam een fragment van 'De parkiet en de sirene' van Henri Matisse per ongeluk ondersteboven terecht. Dat gebruikte ze.  

 Wat parkieten nu eigenlijk voor vogels zijn ontdekte ik pas de laatste tijd, toen ze mijn balkon kwamen bezoeken. Ze hangen graag ondersteboven aan de pindastrengen die ik voor ze ophang.

 Zou Matisse zoiets ooit, eens, ergens op zijn verre reizen overkomen zijn? Natuurlijk. Sirenen zag hij ook elke dag.

Omheiningskunst

 Vanmiddag werd de omheining rond het Amsterdamse Stedelijk Museum geopend. Het museum, zelf is bij lange na niet klaar (hopelijk 2009). Wat te doen? Van de nood een deugd maken. 'Omheiningskunst' is een beproefd concept. En zo maken zeven kunstenaars ombeurten voor twee maanden een omheining rond de bouw. Het gaat om een schutting van 108 meter, langs de Paulus Potterstraat en de Van Baerlestraat. Er wordt gewerkt met posters en materiaal uit de collectie van het museum. Als eerste is Karin Hasselberg (1980) aan de beurt, in Avondlog ook bekend als 'de kuilengraafster'

Ze koos werken uit twee catalogussen van het Stedelijk. In eentje uit 1984 kwam een fragment van 'La perruche et la sirène' (De parkiet en de sirene) van Henri Matisse per ongeluk ondersteboven terecht. Die afbeelding combineerde ze met de 'Blauwe Studie' (1991) die Daan van Golden baseerde op dat zelfde schilderij van Matisse. In juni jl. ging Karin langs bij Van Golden in zijn Schiedamse atelier. Toen ze hem haar plan vertelde besloot Van Golden om de pagina in zijn catalogus aan te passen. Hij zette een extra lijn aan de linkerkant, zodat de gouden omlijsting nu compleet is. Tot september 2009 maken Joris Lindhout, Juha Laatikainen, Vincent Vulsma, Frank Koolen, Mark Kent en David Jablonowski nog omheiningen.

het grootste gat

Gat

In Club 11, in het Amsterdamse Post CS-gebouw hoog boven het Stedelijk Museum, is de performance 'Hole #12' te zien ofwel gat nummer twaalf van gatengraafster Karin Hasselberg.

 Op zes grote schermen wordt het beeld van een vrouw getoond die een gat graaft. Nog tot 18 februari.Zie onze eerdere verslaggeving over de Gaten, gegraven door deze Zweedse Beeldend kunstenaar (Helsingborg 1980) en haar overwegingen bij deze langjarige onderneming.Intussen werd ze uitgenodigd voor de 'Eerste Internationale Biënnale voor Jonge Kunst' in Moskou, deze zomer. Veel rijke kunstverzamelaars heb je daar (en kunstverzamelaars zijn één van haar onderwerpen).

 Verder wijst ze ons op 'het diepste gat ter wereld', dat zich ook in Rusland bevindt. Het is - veelzeggend - een diamantmijn. In Oost Siberië, bij de stad Mirna. Diepte: 525 meter, doorsnee 1,25 kilometer. Van zoveel symboliek word ik duizelig.

Karin Hasselberg (4)

 Komende vrijdag om 21.00 is in Club 11 in het Amsterdamse Post CS-gebouw de langverwachte performance 'Hole #12' te zien ofwel gat nummer twaalf van gatengraafster Karin Hasselberg.Op zes grote schermen wordt het beeld van een vrouw getoond die een gat graaft. Ze bevindt zich op een bouwplaats, draagt een zwart leren minirok. Aan één voet één pump.

 Haar valt over haar gezicht, ze is onherkenbaar. 'De droge registratie van een betekenisloze actie', zegt de aankondiging. Zeker gezien tegen de achtergrond van het uitzicht vanaf de elfde verdieping over de stad. Wie is deze vrouw? Waarom graaft ze? De voorstelling is elke avond te zien tot 18 februari. Zie onze eerdere verslaggeving over de Gaten, gegraven door deze Zweedse Beeldend kunstenaar (Helsingborg 1980) en haar overwegingen bij deze langjarige onderneming. Later meer.

kuil nummer 4

Karin Hasselberg (2)

 In januari as. exposeert kuilengraafster Karin Hasselberg in het Stedelijk CS haar video’s. Een gesprek, tweede ronde:

 Did you dig holes before?' No. For me it's about digging, not about the hole. I had to dig. And when you dig in the ground, most likely there comes a hole out of it. In a way you could say it's a byproduct of the action.' Traditionaly holes have a purpose. For building, planting etc. In your case the only purpose is in the digging. Still you're left with a hole. 'It has become kind of a point zero. A way for me to find out things about art. And to confront problems in art making. Some problems are really good problems. The problem in itself can be a work. For me it's about art. I did not want to have a hole in the end. So that's why I started digging in water.'That was on the beach?'Yes. On the beach the tide was moving outwards, while I was digging. So there was a big hole there. That was a failure. And then I thought I could study the tide. Watch it and make a timing for my digging. And then it was going in the direction of land art. It was becoming too studied, too planned. So I moved to the lake.' We're getting near the point where holes vanish. Sooner or later, they vanish.'

 I went to see one of the holes in Amsterdam South. Just out of curiosity. A year later. It is grown over and actually I might visit it again.' Did you like it?'I liked it very much. I felt it was mine somehow, that I owned it somehow.'That's a crucial thing. Can you own a hole?'I think I can. A little bit, in a way, claim a little piece of earth. I have noy put a note up there and I haven't declared it.... But I think it's my hole.' But you lose it. It's a bit melancholy.'It can easily become a bit existential. But actually I prefer the hole that is not even being made. You say it vanishes. I don't think it vanishes fast enough. There should not be a hole at all.'Slot volgt.

Karin Hasselberg

Karin Hasselberg

 Karin Hasselberg (1980, Helsingborg, Zweden) studeerde afgelopen zomer af aan de Rietveld Academie. Op de eindexamenexpositie zag ik haar films over het graven van gaten. Een gevoelige materie. Gaten graven kan op veel manieren. En met veel bedoelingen. Soms draagt Karin bij het graven een pruik en lakschoenen met hakken (waar modder aan komt). Heel haar site kan bekeken worden als één verhaal. Het begon vier jaar geleden. Maar hoe? Waarom? Nu is ze terug uit Zweden en kon ik het haar vragen.

 How did it start?' I was living in the Bijlmer, in the South-East of Amsterdam, in one of those suburban concrete houses. It was februari, it was extremely depressive, gray. And they had some kind of workshop at the Rietveld and I felt I didn't fit in into the idea of the workshop and I was sitting at home in my appartment. And all around me they were tearing down buildings and building new ones and there was a whole lot of digging and working and construction going on. I felt bored and tired and I had to do something. Something physical. Exhaust myself. And change something. Just to do something physical. Change the environment and myself with my own hands. In a shop called the Gamma I bought a shovel. And then I came back and dug the first hole. And I asked a friend of mine to record it, the action.'

 An important decision. To record it? 'Yes. I felt I should... I did'nt really have something like a a masterplan or a concept. I had to do this and I should record this.' So all of a sudden it became important? 'Yes like underlined. Registered.' How to pick a spot. Where?'I was living on the first floor and it was just down there, under the balcony.' Later meer

kuil? Karin Hasselberg: ''Het is hier eb, hij blijft nog even.''

Gaten graven (2)

 Gatengraafster Karin Hasselberg maakte nogal wat los.Vragen. Allereerst over het woord gat. Gaat het hier niet eerder om kuilen? En wat is eigenlijk het verschil?

 Annemieke Houben schrijft: 'Een gat gaat overal doorheen, een kuil is maar een hoogteverschil. Eigenlijk kan je geen gaten graven. Tenzij je gat wil opvatten als kuil. Net als hole.'En dan het motief. Waarom graaf je gaten? In de filmpjes van Karin zie ik een schijnbaar doelloze landerigheid. Ik denk daarbij, ja, dat is toch geen graven, netjes afsteken die randen.

 Annemieke: 'Je kunt een gat graven om een legitieme reden te hebben om ergens te zijn. Spade in de grond: "Ik ben waar mijn gat is." Of graven omdat je heel boos bent. Uit wilde, roekeloze ambitie gaten graven.' Ik peins verder over mogelijke motieven. Ingehouden graafdrift? Maar de rituele aankleding duidt op betekenis. De onderneming krijgt iets aangrijpends. De kuil, het gat wordt een graf, maar een mislukt graf. En ze moet het ook nog allemaal zelf doen, alleen, zich kleden en graven.Wat vindt Karin Hasselberg zelf? Ik sprak haar kort op de eindexamententoonstelling van de Rietveld Academie. Ze reageerde uitgewogen, rustig. Wat ze zei ging vooral over wat je teveel kunt zeggen op dit soort vragen. Maar eind augustus zal ze antwoorden

wat is er nog te zien? (foto: Karin Hasselberg)
schoenen van Karin Hasselberg (zie haar site)

Gaten graven

 Hans Kloos schrijft: "Ik moest bij de gaten meteen denken aan het titelverhaal uit de bundel The Noise From The Zoo (1991) van Janice Elliott. De New York Times beschreef het zo: 'Een man graaft een gat in een park in Londen om daarmee aan te tonen dat een daad volkomen betekenisloos kan zijn. Met als gevolg het losbarsten van een woedende Red Het Gat-demonstratie.' Een must voor elke gatenliefhebber."

 Janice Elliott (1931-1995) was een Engelse schrijfster, die haar carrière begon op de redactie van het blad 'House and garden'. Haar thema's zijn volgens Anne Barnard in de NYT 'controle en creativiteit'. Ik ga haar verhaal opsporen. Intussen blijft het graven van gaten vragen oproepen. Zou het de gatengraafster gaan om een merkteken achter te laten? Wie wel eens geprobeerd heeft op een landje iets terug te vinden dat er een jaar eerder begraven was weet dat dat moeilijk is. Veel verandert in de begroeiing, wind en regen maken de vindplaats in korte tijd onherkenbaar. Ook dat hoort er bijAchter dit alles ligt de strandkuil waarvan je met iedere schep weet dat zijn bestemming is: verdwijnen.

Pagina's