In poëzie werkt dat anders, denkelijk door de muziek. Muziek is een spel van patronen en patroonherkenning. Waarbij de musicus moet zien zijn publiek voor te blijven, te blijven verrassen. In poëzie sluipt de muziek aan. Totaan de Ursunate van Kurt Schwitters.
Apen kunnen heel aardig tekenen, maar arceren doen ze nooit, zegt Frans de Waal. Of apen muziek maken weet ik niet. Voor ons zit de magie juist in het arceren, de herhaling. Van Afrikaanse ritmevariaties die hele nachten duren tot minimal music. Het standaard akkoordenschema van de Europese popmuziek is daarbij dodelijk saai.
Het was de dichter Johnny van Doorn die het begrip 'Magie der herhaling' - 'Volkswagen-Volkswagen-Volkswagen-Volkswagen' - introduceerde met zijn verhaal 'De toets' waarin een oude kunstschilder in een enkele weerkerende bliksembeweging het 'woensdagmiddaglicht' aanbrengt op een lange rij fabrieksmatig gefabriceerde doeken met steeds het zelfde hengelaars stekje. Als een slagwerker: 'Tikketakketikketak'.
Waar komt bij het herhalen spanning vandaan? Wim T. legde het uit toen hij zijn acteur Barend Servet steeds het woord 'Pollens' had laten zeggen: 'De eerste keer lachen ze, de tweede ook, de derde werd het al wat minder... En dan blijft het stil. Maar dan moet je juist doorgaan. En bij de dertiende keer 'Pollens', wordt er weer gelachen.'
Ik las gisteren mijn 'Alle trams rijden naar de hemel'. Trams hebben alleen eindpunten. Ze komen aan, en rijden weer terug naar 'het andere eindpunt'.