A.Moonen

 Zondag verschijnt om 15.00 op de Beurs voor bijzondere uitgevers in P­aradiso de biografie van de schrijver A.Moonen. Een ver­helderend en vermakelijk werkstuk van Wim Sanders. Moonen was als schrijver en optreder een uitzonderlijk fenomeen. Hij was wat je noemt gek, en hechtte aan een ongewoon seksueel bestaan, maar was tegelijk zo intelligent dat hij dat kon gebru­iken in zijn werk.

 In 1968 en 1969 schreef hij (1937-2007) bijvoorbeeld het  toneelspel 'Gastheer Moonen', waarin hij zelf de rol van de gastheer had. Hij was een groot toneelliefhebber. Beckett was zijn held. Als hij voorlas voor de radio, wat hij jarenlang deed, zette hij een portret van Beckett tegen de microfoonstan­daard en keek er af en toe naar. 'Gastheer' was overigens zijn enige werk waarin de 'anale variant' niet voorkwam. In 1981 werd het gedrukt. Een hoorspelversie lukte niet. Te visueel.

 Het doet aan Pirandello denken schrijft Wim Sanders, indachtig diens personages op zoek naar een auteur. In Gastheer Moonen verwijdert de 'gastheer' zomaar twee personages en vervangt ze door 'reserves'.

 Ik heb Moonen gekend en Sanders over ons radiowerk verteld. Ook over de standaardreactie van deftige dames: 'Mooi programma meneer...'. Ook Biesheuvel, Campert, Freek de Jonge, Brigitte Kaandorp en zo meer deden mee. 'Maar een ding...'.

 En dan wist ik wat er kwam.

'Die meneer Moonen...'

 'Ja mevrouw..'

 'Moet dat nou?'

 En dan zei ik 'Ja mevrouw, dat moet.'     

 Onvergeterlijk was zijn optreden als zanger met ons huisorkest. ''Ik ken niemand, niemand kent mij...'' En dat eindeloos door. Zijn vertaling van het Russissche Zwarte ogen''. Hij zong goed.

 Moonen schreef negen prozawerken en de dichtbundel 'Gezagvoerdersverzen'. En zondag verschijnt dus: 'Bel ik u wakker, beste man? Het monisch-manisch schrijversbestaan van A. Moonen.' van Wim Sanders.

Tags: 

Rotterdams

 Het eigene van Rotterdam vond ik onverwoestbaar terug bij Hans Sleutelaar. En via hem in het werk van Cor Vaandrager. En door Cor weer bij A.Moonen, die placht te zeggen dat hij uit 'Roterodami' kwam. 'Dat staat in mijn paspoort!'

 Het eigene en het drama van Rotterdam en Rotterdammers vind je in de spaarzame regels in Sleutelaars verzameling 'korte en zeer korte gedichten' getiteld Wollt ihr die totale Poesie? Onder het kopje 'Vergetelheid'.

 Dresden is van de vergetelheid gered,

Rotterdam viel onder slopershamers.

Zelfverminking was het. Duivelswerk.

De vuilste was blijft binnenskamers.

 Daar staat het: de ene helft van stad sneuvelde onder het Duitse bombardement, de andere helft onder de sloopkogels van de Rotterdamse stadsvernieuwers. Hun plannen lagen voor de oorlog al klaar. Dresden werd ook gebombardeerd, maar tot vandaag restaureert men daar. Zoniet in Rotterdam. Die kaalslag lijkt wel in de gedichten van Sleutelaar en zijn vriend Vaandrager getrokken. Dichters maken de stad. Lees zijn 'Grafschrift voor C.B.Vaan­drager':

 De dichter, in het stugge woord bedreven,

die zijn gesloten hart nors openstelde,

sleet hier zijn barre, boze dichtersleven.

De stad bestaat in wat hij haar vertelde.

 Rotterdamse kunst bestaat. Ook Louis Lehmann was een Rotterdammer en niet zo zuinig. Zijn samenvatting van de naoorlogse stad luidde:

 Nieuw Rotterdam.

Als tien volwassen populieren

in een bloempot.

 Wat ik altijd nog zoek, ooit gezien heb, zijn de hoezen met kleurenfoto's van Paul Huf bij platen met feestmuziek voor teenagers, omstreeks 1966 uitgebracht door Phonogram. Daarop zie je een huiskamer vol slingers en dansende jongelui. In twee van de keurig geklede jongens herken je Hans Sleutelaar en Cor Vaandrager. schnabbelend als fotomodel.  

Waanzin?

 Vanavond bij de Vorlesebühne in de Utrechtse Houtzaagmolen gaat het over 'Vloeibaar in het vierkant'. Vloeiend? Vierkant? Zolang er maar geen filosofen aan te pas komen vind ik alles best. Het begon te dagen.

 Vierkant en toch vloeibaar. Zoals een aquarium. Of een boek. Of een radiotoestel, het vierkante kastje waarin ik veertig jaar gewoond heb. Daarbinnen in dat kastje is het heel huiselijk: een schemerlamp, een koptelefoon en een microfoon is al wat je nodig hebt. En een technicus achter het glas die vriendelijk knikt als je even opkijkt. Ik vertel vanavond over radio en het verkeerd begrepen boekenweekthema waanzin. Geen amusant onderwerp.

 Maarten Biesheuvel verzette zich tegen dat woord, net als tegen het populaire 'gekte'. Hij spreekt van krankzinnigheid: 'Krankzinnigheid is iets om ernstig te nemen. Daar kan je niet een beetje om zitten lachen. (..) Op krankzinnigheid is de wereldliteratuur gebouwd,' zei hij tegen Onno Blom.

 Een voorbeeld. Met z'n biograaf sprak ik langdurig over de dichter Cornelis Bastiaan Vaandrager. Cor stond bekend als 'gek' omdat hij - net als Kurt Schwitters - op den duur alles mee naar huis sleepte wat hij mooi vond. Niet alleen meer gevonden taal, voor zijn gedichten, maar ook stukken schroot. Tot zijn vriendin zei: 'Die troep eruit of ik eruit.' Het liep niet goed af.

 Hij trad vaak op in onze radioprogramma's. Zo stonden we na afloop eens bij de Stopera in aanbouw. Een betonskelet, waar veel over was geschreven. Henk Hofland sprak van 'het goederenstation van Woerden'. Cor keek er een tijd aandachtig naar. En zei: 'Dit gebouw trek veel wind an',

 'Gek', vanouds de verzamelnoemer waaronder alle soorten afwijkenden door de normalen worden bijeengeharkt. En ontmenselijkt. Wat wij niet weten is hoe het is om Cor Vaandrager of Jan Arends te zijn, al is het maar een dag, of A.Moonen die af en toe letterlijk buiten zinnen zijn meubilair uit het raam gooide en met gillende sirenes werd afgevoerd naar de Bavo in Krimpen aan de IJssel. Hij schreef er over en las het voor. Het publiek lachte. 'Ja, met mij kun je lachen', zei hij dan.

Angst

 Goddank de Boekenweek is voorbij en daarmee het schaam­teloze thema Waanzin. Ik voorspel voor volgend jaar 'Kanker'. Over de geestesziekten die de afgelopen week onder dat hoofdje werden samenge­veegd is niemand veel wijzer geworden. Gekken blijven op z'n best curiosa, in de literatuur zo goed als daarbuiten. Lees 'Waanzin in de wereldliteratuur' van Pieter Steinz en je weet weer: als het te erg wordt maakt iemand als Jan Arends of Virginia Woolf zich van kant. 

 Maarten Biesheuvel die kon overbrengen wat een angstaanval werkelijk is noemde zich niet voor niets 'de ambassadeur van de angst'.

 Waanzin in al z'n verschijningsvormen is niet te begrijpen voor wie 'nooit nergens last van heeft'. 'Maar waar ben je dan bang voor?' 

 Boekenweek organisator CPNB kan zich met recht de exploitant van de waanzin noemen. Al in de jaren '60 werd daarvoor de gruwelijke modeterm 'prettig gestoord' uitgevonden. 

 De naam van de manisch-depressieve schrijver A.Moonen (1938-2007), die ik goed kende, viel nergens. Hier dan: eens liepen we in een zwoele zomernacht over een brug over de Keizersgracht. Moonen had de geest. Hij wees op de sterrenhemel en zei 'Stel je nou voor, beste Noordhoek, dat daar opeens allemaal kutten uit naar beneden kwamen vallen... Dat zou toch mooi zijn he.' Waarna hij haastig toevoegde 'Ja, zonder wijven eraan natuurlijk.'

 In die ene opmerking zat het, denk ik. Zijn helderheid, zijn intelligentie, zijn zelfspot, maar meteen ook de bron van alle misverstanden rond A.Moonen. Wat hij schreef ging over alles wat hem overkwam, zonder onderscheid. Het voeren van zijn katten of geluidshinder was net zo belangrijk als zijn bezoeken aan de 'publieke hoeren' of zijn zeer lijflijke liefdesges­chiedenis zonder eind met de Koerd Hikmet - tegelijk vader van een gezin.

 Na een voorleessessie vroeg een toehoorder Moonen eens of ie nooit moe van zichzelf werd. 'Nou,' zei Moonen, 'je hebt de dag en je hebt de nacht. Maar als er nou nóg zoiets bestond, dan zou ik wel erg moe worden.' 

 Hij was manisch depressief, niemand die dat beter wist dan hijzelf. Eens had ik per ongeluk Maarten Biesheuvel en A.Moonen voor dezelfde radio-uitzending in Eik & Linde gevraagd, niet wetend dat ze elkaar kenden, omdat ze tezelfdertijd in Endegeest hadden gezeten. Ontzet klampte Maarten me bij binnenkomst aan. 'Die man,' zei hij, geschrokken wijzend op Moonen, 'die man, die is gek.'

 De lach als uitweg uit de angst. Niemand die dat beter weet dan Maarten Biesheuvel. Met zijn - in doodsnood: 'Waarom hebben kippen geen gebitje?'

NadePiep (1)

 'Ja met mij.'Voor de voicemail was er het antwoordapparaat. Misleidende benaming, het apparaat antwoordde niet, het nam boodschappen op. Op grote en kleine geluidscassettes. Ingesproken 'na de piep'.

 Die cassettes werden meestal steeds opnieuw gebruikt, van de boodschappen rest weinig. Toch, een enkeling bewaarde de ingesproken boodschappen. Ik ben zo iemand. Het heeft geduurd tot midden jaren '90.
Toen ik vorig jaar hoorde dat Annemieke Houben dit soort cassettes verzamelde, met het doel er een website mee te maken heb ik haar de mijne gegeven.

En nu opeens is er nadepiep.nl
Wat gebeurt hier. Je hoort stemmen uit een verleden. Die doen denken aan de spookverhalen over radioprogramma's van lang geleden die soms uit de stratosfeer in ontvangers terecht komen.
De vorm van de site onderstreept die ongrijpbaarheid. De stemmen zijn bewaard, maar in wat voor werkelijkheid klinken ze? Onder hen die van Gerard Reve, Johnny van Doorn en A.Moonen.
Op wie nog antwoordapparaatcassettes bezit wordt een dringend beroep gedaan.