Omdat ook in Muzenstraat en andere Haagse verhalen droomtrams rijden zal dat boek van Marcel van Eeden en mij worden aangeboden in een rijdende PCC. Aan Wim de Bie, mijn buurjongen van eens, die net als ik rond 1950 op het Savornin Lohmanplein heeft staan uitkijken naar de nieuwe Amerikaanse trams. Ontstaan uit Roosevelts New Deal als product van de Presidents' Conference Committee.
Nu klommen we de treeplank op, weer. En wezen elkaar waar het om ging. Zie je, die bovenraampjes, Amerikaans! Als je daardoor naar Den Haag keek zag je de toekomst. En zo zaten we in de 1022, die we hadden zien komen in 1952.
De oorspronkelijke vering van de PCC - ik voel hem nog ‑ was ongehoord. Die van een Amerikaanse slee, een Pontiac of Cadillac. Je zweefde over de rails. Heel den Haag werd dan ook meteen misselijk en de vering moest worden vervangen.
Wat trams en treinen met ons doen blijft onopgehelderd. In Muzenstraat doen Marcel en ik allebei pogingen onze vingers erop te leggen.
Zo was mijn broer lid van een gezelschap dat eenmaal per jaar naar het stoomlocomotieven-depot in Kleef reisde toen zoiets er in Nederland niet meer was. Wat daar gebeurde was diep ontroerend. Ik zag er reeksen identieke foto's van. Mannen die even de pet van de Duitse machinist op mochten om daarmee op de treeplank van de stoomlocomotief te poseren. Dat duurde heel de middag.
Aan de Parallelweg in Den Haag staat in de museumhal een pop met een HTM‑jas aan en een HTM‑pet op. Ik begreep meteen wat er gaat gebeuren als het museum straks in april weer open gaat.
Voor die tijd zullen Wim en ik met onze gasten in de 1022 naar zee rijden, met het boek, naar de keerlus van lijn 11 en verder. Stuifzand tussen onze tanden.