De wereld zoals een jongetje van zes hem waarneemt. Vraag hem wat hij later wil worden en hij zegt 'trambestuurder'.
En nog, als ik achter een reusachtige Surinaamse wagenvoerster in smetteloos uniform meerijd in lijn 24 word ik op de Munt bevangen door ontzag voor het gemak waarmee ze deze machtige, tonnen zware metalen wagen met een honderdvijftig passagiers door Amsterdam loodst, en passant buitenlanders kaartjes verkopend.
Wat er werkelijk toe doet is onzegbaar. En gaat terug naar de vroegste jeugd, waarin het jongetje Wim van Genk de almachtige wereld ademloos gadeslaat. En probeert er greep op te krijgen, zich te wapenen. Met beschermende regenjassen. Met tekeningen. Met nagebouwde bussen.
Voor hem als minderwaardige, als officieel geestelijk gestoorde, als gek, was het levenslang er op of er onder. En dit waren zijn middelen tegen het bombardement van de wereld. Precisie, kennis van zaken. If you can't beat them, join 'em. Omdat alles op het spel staat. Redt hij het?
Dat is wat me steeds naar zijn werk terugbrengt. Eerder dit jaar in Den Haag, nu weer - met ander werk - in het Haarlemse Dolhuys.
ps. In de Nederlandse musea heerst deze zomer de stilte van het graf. Eindeloze verlengingen. Prachtige nieuwe gebouwen overal, dat wel, luxe eten en drinken maar het budget voor kunst is kennelijk op.