'Je beseft de waarde van het geld niet,' zei mijn vader toen ik mijn spaarbankboekje leeghaalde voor een gitaar. Hij kwam uit een familie waar men 'op de penning' was. Het geld dat was hij. Geld in de familie geef je - liefst vermeerderd - door aan de volgende generatie, doceerde hij.
Mijn moeder werkte met 'potjes' uit haar huishoudgeld, enveloppen met papiergeld waaruit ze de kinderen soms wat 'toe stopte'.
In Nederland werden de kantoren van de Postcheque en girodienst nieuwe altaren, rond de loketten 'Alle geldhandelingen'. De kantoren zijn verdwenen. Ik moet naar de COOP. Banken begonnen in Italië, als brandkasten, het werden forten, en daarna paleizen, in vele kleuren marmer, met sierlijk smeedwerk, bewaakt door mannen in uniform. In de tijd van travellers cheques moest je die thuis signeren en dan bij inwisseling bij de bank in Italië nog een keer.
Daar werden beide handtekeningen vergeleken. Mijn signatuur is vaak anders, dus beende de bankbediende over het marmer naar de directeur, achterin, achter een kast van een bureau. Die me vol wantrouwen aanzag. Hij liet me m'n handtekening nogeens zetten. Lange tijd later stond ik dan op de stoep met de lires. waarbij het leek of hij ze me cadeau gegeven had.
Joseph Roth aan Stefan Zweig, Nice augustus 1934: 'Kesten heeft 10 pond ontvangen. Hij heeft me nog niets gegeven. Ik twijfel tussen hemden of een pak. Ik denk dat ik het best een degelijke lijkwade zou kopen. Als Huebsch me niets geeft, haal ik eind september niet.' Dat is de taal van het geld.