Stefan Zweig en Joseph Roth in Oostende, zomer 1936.

Joseph Roth (1)

Eind jaren '30, de oorlog nadert stap voor stap. En dan de Europese hoofdsteden langs reizen, per trein, van het ene luxe hotel naar het volgende steeds met achterlating van schulden.

 De gedachte daarbij is: je bent rijk, of zou het althans moeten zijn. En ben je het door omstandigheden even niet dan gedraag je je er nog steeds naar. Obers blijven knipmessen tot alle geldleen, en verpandmogelijkheden zijn uitgeput, je zit zonder winterjas, in de sneeuw in Salzburg.
Zo moet Joseph Roth geleefd hebben in z'n jaren met Irmgard Keun (de betere schrijfster), die het opschreef in 'Kind aller länder'. Leven als een rijk man, zonder geld. Met open mond volg ik de geesteshouding die hier bij past: angst, drank, zwendel, manipulatie. Theater!
Ik denk dat het hotelcircuit ook niet zonder dit soort gangmakers kon: 'Kijk, Joseph Roth, de schrijver'. Men hief het glas. Zo redde hij het.

 Een scène uit Irmgards 'Kind aller Länder'. Vader is weer spoorloos, moeder en dochter achterlatend met honger:
'Mijn moeder en ik zitten vaak op een bank. Dan doen we onze monden open, zo dat zon naar binnen schijnt; dan eten we zon en voelen in onze buik een warm en gelukkig leven.'