De wijzende hand, de leunende hand, de steunende, vastgrijpende, of getwee, de ontspannen op de rug ineengevouwen handen.
De koket het haar opzij strijkende hand, de gehandschoende - er zijn intrigerende combinaties van geschoeide en een ongeschoeide handen. De hand onder de kin. De hand als zonneklep.
En de verhalen die ze vertellen. Weet de vrouw zich gezien dan strijkt ze door het haar.
Ongeduld spreekt uit ineengevouwen vuisten. Als handen vrij hebben nemen ze luxe posities in, zoals de los uit de pols langs de heupen strijkende hand van de flaneuse die zich bekeken weet.
Soms is het - als bij deze afwachtende meneer - of zijn linkerhand in gesprek is met de balustrade, alsof die weet wanneer de bus komt, terwijl zijn rechter, geheven pink, het dragen van plastic zakjes combineert met elegantie.
En dat is maar een begin. In de rondleiding in boekjesvorm van Paulien Oltheten, die hoort bij Something thrown in the way of the observer, de tentoonstelling in Museum van Loon is het hoofdstukje voeten minstens zo intrigerend. Mannen die elkaar niet kennen, op een rijtje, staande op een richel, waar hun schoenpunten net overheen steken. Wat mag daarvan de reden zijn?
Eens vroeg ik de filosoof Jan Pieter Guépin naar zijn definitie van cultuur. Hij zei: 'Cultuur, dat is dat mensen elkaar nadoen'.