In februari 2006 stierf Jan Pieter Guépin, die me leerde dat er in oudheid twee heel erge mensen geleefd hebben. Mensen die stierven voor hun gelijk. Deze martelaren zag hij als inspiratoren van monotheïstische religie, de gesel waar wij nog steeds onder zuchten. Hun namen: Christus en Socrates.
Donderdag ga ik langs bij Plato-vertaler Gerard Koolschijn - van wie vijf teksten nu zijn verschenen in de Perpetua-reeks - in Drente. Spannend, want ook Koolschijn is het volstrekt oneens met Plato en zijn alter ego Socrates. Hij schreef: 'Plato's Socrates was niet het symbool van vrijheid van denken en spreken tegenover een onverdraagzame massa, maar de hooghartige belichaming van het beter weten. Socrates was de martelaar van Plato's gelijk, iemand die liever stief dan te erkennen dat voor het standpunt van een ander ook iets was te zeggen.'Plato besteedde heel zijn leven aan het bestrijden van de democratie. Een groot kwaad!En dan rijzen vragen als: hoe werd en bleef hij dan toch de eerste held van het Westerse denken? Wat doet hij in de lokalen van onze gymnasia?