Martelaren

 Pasen nadert en zoals elk jaar denk ik aan m'n oude vriend Jan Pieter Guépin, die in 2006 stierf na het voltooien van zijn roman 'De drie bedriegers, Mozes, Jezus en Mohammed'. Een verhaal tegen het monotheïsme, de godsdiensten van het ene, enige gelijk. Het gelijk waarvoor Jezus binnenkort weer onder luid applaus sterft in de Mattheus Passion.

 Dat had niet gehoeven, hij wilde het zo. Jan Pieter Guépin leerde me dat er in oudheid twee heel erge mensen geleefd hebben. Mensen die stierven voor hun gelijk. Deze martelaren zag hij als inspiratoren van monotheïstische religie, de gesel waar wij nog steeds onder zuchten. Hun namen: Christus en Socrates.

 Plato‑vertaler Gerard Koolschijn schreef: 'Plato's Socrates was niet het symbool van vrijheid van denken en spreken tegenover een onverdraagzame massa, maar de hooghartige belichaming van het beter weten.'

 Socrates was de martelaar van Plato's gelijk, iemand die liever de gifbeker dronk en stierf dan te erkennen dat voor het standpunt van een ander soms ook iets te zeggen valt. Plato, die heel zijn leven besteedde aan het bestrijden van de democratie. Een groot kwaad!

 En dan Christus. Hij had het makkelijk op een akkoordje kunnen gooien met Pilatus, zegt Guépin, maar een compromis was voor hem ondenkbaar. In monotheïsme was en is er  nu eenmaal maar een waarheid, de zijne.

 En daar komt moord en doodslag van, leerde ons Jan Pieter Guépin, wiens hoofdfiguur keizer Frederik II bevriend was met Christenen en Mohammedanen, tot ergernis van de pausen.