Al Galidi

 De gedichten van Rodaan Al Galidi zijn onvergelijkba­ar. Ze kunnen dus geen prijs, ook niet de VSB-prijs krij­gen, waarvoor hij genomineerd is.

 Het gaat om het onuitsprekelijke, dat tussen zijn regels heerst. Allereerst zijn aanklacht tegen kou en al wat kou is. Lees het tweede uit de cyclus 'In de koelkast'. Waarvan je nooit zult weten of het lichtje binnen blijft bran­den als je hem sluit. Maar bij Al Galidi ging het anders. Hij liet de koelkastdeur op een kier en bij dat licht schreef hij:

 De tijd om te gaan en ik/ ben te laat. Mijn ziel/ heeft het zeil al gehesen/ en wacht/ tot mijn lichaam de wind is. 

 Maar ik durf hen/ die mij vanbinnen opeten/ niet/ te doden.

 Hopeloos, bekneld,/ zoals een harde herfst een dromende boom beveelt/ om zijn tijd te wurgen en naakt in de kou te staan./ Ik heb de eeuwigheid, zoals een schip een gat./ Neem mijn hand, ik ken de weg/ van universum naar universum,/ maar niet die/ van hier naar mijn leven. 

Ruïne

 Alle avonden zie ik het puin van Aleppo, Homs of Gaza, en weet wat de kinderen zullen doen als ze ooit terugkeren. Al zijn velen gevlucht om nooit meer terug te keren.

 Boekenweekthema is nog steeds Duitsland. De grootste ruïne die Europa ooit kende. W.G.Sebald (1244-2001) wilde recht doen aan wat was, aan de mensen die waren. Hij was een jaar jonger dan ik. Zijn omvattende thema is dat van de vluchtelingen.

 En nu Aleppo. Er zal een nieuwe, Syrische Sebald opstaan die recht doet aan de nieuwe stroom vluchtelingen, de doden. Hun verhalen. Een volgende Al Galidi.

 Mijn eigen jeugdruïnes zijn de Zutphense van kort na 1945 - de stad werd door de Canadezen gewapenderhand ingenomen. Mijn moeder kreeg een miskraam in de kelder.

 Huizen en straten waren weg. Ik speelde in de zon, tussen bouwvallen en huizen waarvan alleen een trap omlaag restte, een volgelopen kelder in. De waterkelders, waar je kikker­vis­jes ving, tussen het oorlogje spelen door. Ik had een Canadese helm en patroonhulzen.

 Van de week vond ik het boekje 'Hoe zeg ik het in eenvoudig Hongaars.' 

 En wist weer: het had een haar gescheeld of mijn ouders hadden een Hongaars gezin in huis genomen in 1956 na de mislukte opstand tegen de Russen van Imre Nagy.

De andere wereld van Al Galidi

 Het boek dat ik nu lees tast me aan. De andere kant van de wereld zie ik alle dagen, in lange rijen, aan kusten, langs spoorlijnen, in Calais. Maar 'Hoe ik talent voor het leven kreeg' van Al Galidi grijpt me bij de strot.

 Wat hij beschrijft is bovenal de onontwarbare, torenhoge stapel achterdocht, misverstand en agressie die ontstaat wanneer mensen uit de ene cultuur - op de vlucht voor oorlog of armoe - voor de neuzen staan van ordebewaarders in een andere. Wat gaat er om in die al die hoofden?

 Al Galidi ontvluchtte het Irak van Sadam, woont sinds 1998 in Nederland en vroeg asiel aan. Al die tijd mocht hij niet werken, leerde zichzelf Nederlands en werd schrijver. En nu heeft hij na veel andere, succesrijke romans en dichtbundels het boek geschreven met zijn eigen ver­haal. Een uniek boek.

 Denk je in, je bent niet onintelligent, je ontvlucht je land in oorlog. Je treedt toe tot de gemeenschap van de 'sans-papi­ers'. Waar het jarenlang beter is niemand te zijn. Soms worden Nederlanders daar gekken en asielzoekers berustende, verstandige mensen.  

 Al Galidi beschrijft eindeloze ondervragingen, opsluitingen, verdachtmakingen. Maar bovenal de Babylonische spraak- en cultuurverwarring van de asielzoekerswereld. Wie zegt wat, wie bedoelt wat? En hoe houdt en dichter zich daarin staande? 

 Met een heel apart gevoel voor humor. Je krijgt Nederlandse functionarissen te zien als nooit, maar ook half krankzinnig geworden junk-vluchtelingen. Neem het incident op de kampeerboerderij van boer Bouma. De hoofdfiguur kan een wandeling maken door het bos erachter. Eindelijk rust, tot een medewandelaar met een hondje opdoemt die hem op hoge toon uitlegt dat het hier verboden is vuur te maken.

 Maar dat was hij helemaal niet van plan, zegt hij. Maar wordt niet verstaan. Waarna een enorme rel losbarst. Even later hangen overal in de boerderij bordjes in meerdere talen dat het streng verboden is vuur te maken in het bos.

 Onbegonnen werk uit te leggen dat hij geen vuur maakte en het ook niet van plan was. Hij staat van nu af bij de gemeente te boek als brandstichter. En dit is een onschuldig voorbeeld.

Hoogheid

 Gisteren bereikte de serie Brief voor de koning, die NRC-Handelsblad tot aan de troonsbestijging afdrukt een pijnlijk hoogtepunt, in de bijdrage van de Irakese dichter Rodaan Al Galidi.

 Negen jaar was hij asielzoeker. In 2011 kreeg hij de Europese Unie Prijs voor de Letteren. En nu moet hij aanzien hoe asielzoekerscentra in tentenkampen zijn veranderd. Hij brengt dat onder de aandacht van de aanstaande majesteit.

 Wie schrijft aan wie? Een bekroond dichter – hij is scherp en geestig – richt het woord tot een mollige acteur, die in de volgende aflevering van zijn soap tot koning gekroond zal worden. Het type acteur dat zich zo inleeft in z’n rol dat ie er zelf in gelooft. Dat is mooi. Wie schreef het stuk? Vooruit, wij allen.

 Maar wie heeft de regie?

 Mijn gedachten gaan uit naar de magistrale film The Truman Show, waarin alleen de hoofdrol  van een reality soap niet weet dat heel zijn wereld een decor is, dat zijn familie, zijn vrouw en collega’s gescripte acteurs zijn. Tot hij op zekere dag gaat zeilen op de plas en het achterdoek bereikt. Waar een trap naar een deurtje voert.

 Wij weten sinds zaterdag wie hem daar zal welkom heten. In de echte wereld: Rodaan Al Galidi.