Patricia de Martelaere (1957-2009)

 Toen ze nog leefde, de docente filosofie, wilde ik haar inter­viewen, maar de mensen zeiden, vergeet het, dat doet ze niet. Ik las haar boeken omdat ik dichterbij haar wilde komen, maar dat lukte almaar niet. Afstand was haar onderwerp, leek het. Ze stierf aan een hersentumor. Bij haar gebundelde gedichten in 'Niets dat zegt' schrijft ze 'Deze bundel is niet bedoeld als een debuut in de dichtkunst, maar als een volstrekt eenmalige gelegenheidsbundel'. Waaruit 'Rood':

 'Ik heb je zo lief dat alles mij pijn doet -

Mozart, de kleur rood het groeien

van gewassen - en de dood

die aan mijn voeten ligt

als een aanbidder

 

zo lief - de wereld loopt over

als een glas rode wijn

geschonken door een blinde -

op het witte tafelkleed

druppelt bloed de overvloed,

en niemand lacht en ieder

houdt de adem in en

alles doet iedereen pijn.'

Geisha

 Meer aangekleed dan een geisha kun je niet zijn. Toch, vanmiddag in Leiden in het Museum voor Volkenkunde vergeleek ik ze in gedachten met meisjes in Zeeuwse klederdracht, zoals die vroeger werden opgetuigd, of dames uit de pruikentijd die met hulp van kleedsters in hun hoepelrokken stap­ten.

 Hoeveel kleren kan een vrouw dragen? Majesteiten bezweken onder hun kronen en juwelen. Maar de geisha's torsten ook nog een last aan vaardigheden, ze moesten kunnen dansen, musiceren en converseren, ze waren artiesten. Want, zo wordt je tot vervelens toe verzekerd, hoeren waren ze niet, nee, ze waren gezelschapsdames van de allerbeste soort. Hoeren waren er ook in Japan, maar die woonden strikt gecontroleerd in aparte buurtjes.

 Nu blijft gezelschap toch een rekbaar begrip. In het oude Frankrijk had je cocottes, demi-mondaines, maintenées en wat niet al voor je aan de goot kwam. De sociale lagen schoven dat het een aard had. Ook geisha’s hadden vaak een meneer die ze onderhield.

 Mij boeit hun aangekleedheid. Zo saai als bloot geworden is, zo veel valt er te beleven aan make-up en aankleding.

 De Japanse vormelijkheid wekt daarbij opwinding in de hand. De onberispelijke kimono's, voor alle gelegenheden en tijdstippen, de wit gepleisterde gezichten (uit de kaarslichttijd), de rode mondjes de nuffige smoeltjes. Het ritueel getuigt van een hang naar ‘zuiverheid’, zoals zo mooi beschreven door Patricia de Martelaere in haar naschrift bij Kawabata's 'Sneeuwland'. Een roman waarin de rolverdeling opdrachtgever-gezelschapsdame geleidelijk verandert in een onverhulde liefdesgeschiedenis. 

Als je weg bent

 De zoektocht van Marja Pruis naar Patricia de Martelaere in het boek dat zo heet lijkt te eindigen zoals hij begon. Een onopgelost raadsel.

 'Ik zocht een walvis, maar zag hem zonder spijt verdwijnen voordat hij aan de oppervlakte was gekomen.' Heel vriendelijk. Doden hebben geen weerwoord. En zeker Patricia de Martelaere zou zich keren tegen alle veronderstellingen over de samenhang van haar werk en het leven dat ze zo zorgvuldig afschermde. Maar toch ook weer niet.

 De lezer van 'Als je weg bent' weet wel beter. Marja Pruis heeft de walvis boven water gebracht. En zijn naam is God, als idee, als houvast, maar ook als geliefde. Heel De Martelaeres werk en leven blijkt de queeste naar het absolute van een katholiek meisje, dat zich tenslotte met een traditionele katholieke mis begraven liet. Al werden daarbij nog wel twee tao-teksten voorgelezen.

 Minstens zo interessant aan 'Als je weg bent' zijn de bevindingen en overwegingen van Marja Pruis bij haar speurtocht. Het werk van een schrijver of wat je van hem/haar te weten komt boeit je en je wilt alles weten. Waarom? Er zijn steeds minder schrijvers die - zoals de nauwelijks geïnterviewde De Martelaere regelmatig deed - zeggen 'lees mijn boeken maar, daar staat het, ik heb er niets aan toe te voegen'.

Wie wij zijn

 Heet een hoofdstuk in het uitzonderlijke boek dat Marja Pruis schreef over Patricia de Martelaere. Een biografie die gaat over de on­mogelijkheid van het schrij­ven van een biografie.

 Proberen in de buurt te komen van 'iemand'. En je realiseren dat dat eigen­lijk niet kan. Maar het ondertussen toch blijven proberen.

 Marja Pruis begint zich al schrijvende - en dat schrijft ze ook op - te realiseren hoezeer over iemand schrijven verschilt van iemand 'kennen': 'In werkelijkheid worden de raadsels alleen maar groter'. Zou dat wat de schuchtere Patricia de Martelaere tijdens haar leven prijsgaf zijn wat Marja Pruis wil verzamelen? De Martelaere stond op gespannen voet met de openbaarheid. Verbood publicatie van persoonlijke bijzonderheden. In 2005 was ze wel aanwezig bij de uitreiking van de Libris-prijs, maar meed de camera's.

 Pruis citeert Janet Malcolm: 'De brieven en dagboeken die we nalaten en de indruk die we hebben gemaakt op onze tijdgenoten, ze vormen slechts de schil rondom de kern van ons essen­tiële leven. Als we doodgaan wordt die kern met ons begraven.'

 Marja Pruis betwijfelt dat. En vraagt zich af: 'Is de schil, of het omhul­sel, uitein­delijk toch interessanter dan de kern. Of is dat het waarom je überhaupt in iemand geïnteresseerd raakt.'

Verlangen

 Lees 'Als je weg bent', van Marja Pruis over Patr­icia de Martelaere (1957-2009). Het woord verlangen is zo'n De Mar­telaere-woord. Al was het maar om haar titel 'Een verlangen naar ontroostbaarheid'. In de bundel Verrassingen staat dan nog dit 'Verlangen':

 'Men heeft het weleens over de oneindigheid van het menselijk verlangen. Het verlangen schuift op zodra het heel even heeft bereikt wat het leek te willen - het is als de horizon, waar je alleen naar kunt kijken en nooit echt kunt zijn.

 Je kunt alleen verlangen wat je niet hebt. Dat lijkt nogal vanzelfsprekend. Maar toch, er zijn vreemde toestanden, zeldzame momenten waarop het verlangen zich richt op iets dat in feite reeds wordt bezeten, en zelfs volkomen, meer dan ooit bezeten. Misschien is dat geluk: verlangen naar wat je al hebt, alsof je het nog niet had, met de hevigheid van het tekort en de vreug­de van het bezit tegelijk.

 Kanaries zingen niet wanneer ze het wijfje bij zich hebben. Men zegt: Zie je wel, ze zingen niet van blijdschap maar van verlangen. Maar een treurende kanarie zingt ook niet. Zie je wel.'

omslag van Quint Buchholtz uit zijn Buchbilderbuch

Ger Groot (2)

Het verhaal van de twee mannen die met de auto naar Nijmegen reden begint te lijken op een ander verhaal. 'Ken je die van die twee jongens die naar Parijs gingen?''Ze gingen niet.'

Ger Groot en ik kwamen nooit in Nijmegen aan. Hij zette me af bij het station Driebergen. We hebben onze reisgenoten aan de radio maar wat wijsgemaakt.
We hadden zelfs ons gesprek in de studio kunnen opnemen en er auto- en tomtom-geluid achter kunnen monteren. Ze waren toch wel meegereisd, in het imaginaire universum dat wij opriepen.

Als je een goed boek leest, waarom verdwijn je dan zo makkelijk in het verhaal? Dat is omdat je eigenlijk al verdwenen bent, zegt Ger.
Patricia de Martelaere zei het al, we stappen moeiteloos in zo'n verhaal. We hoeven geen afstand te nemen van zoiets als een 'eigenlijk ik'. Omdat we dat nooit zijn. Maar eerder een vloeiend bewustzijn - niet een zelfbewustzijn - dat verweven is met de wereld om ons heen.
En dat zich dus ook makkelijk kan verweven met de papieren wereld. Die onmiddellijk een echte wereld wordt.

 

omslag van Het onverwachte antwoord' - René Magritte: La réponse imprévue 

Patricia de Martelaere (2)

Hoe schrijf ik een stukje waar haar naam boven staat?Wat weet ik van haar? Op 't ogenblik vergaar ik tweedehands en op Internet wat ik van haar werk nog mis.

Beurtelings speur ik vandaag in haar pas herdrukte debuut 'Nachtboek van een slapeloze' dat begint in het jaar 1983, in haar - nadrukkelijk zo gebracht - 'gelegenheidsgedichten' ('Niets dat zegt', 2002) en haar roman 'Het onverwachte antwoord' (2004). De bedachtzame radeloosheid (hoe zeg je het?) die van de pagina's komt benauwt.
Wie verdiende het meer dan zij? Maar ze kreeg het niet.
Niet door te schrijven en daar succes mee te hebben, niet door te filosoferen, in essays, zo dicht op het lijf als maar kan.  Ook niet, lijkt me, door niet zuinig te zijn met leven.
Wat?
'Het onverwachte antwoord' met het omslag van Magritte dat het ontbreken zo knalhard in beeld brengt is de beste roman over een onmogelijke liefde die ik ken. Ondanks de verhullende plot. Daar staat het. Het liep niet goed af. Lees daarna de gedichten.    

Zo dichtbij niets, zo zonder
Onderkomen, zo zonderling.
Zo draai ik mij om en om en
Zie en zie wat niemand ziet.
Het begint met nergens, en eindigt
Op niets. Koud. Koud. Warmer.

Alleen wie weg is, is gezien.
Hoe kun je zo zijn, zegt hij.
Niet, zeg ik. Niet.

 

Patricia de Martelaere (1)

Interviews deed ze maar zelden. Ik heb haar nooit gesproken. Haar nawoord bij de vertaling van 'Sneeuwland' van de Japanse schrijver Yasunari Kawabata (2007) leek een goede aanleiding, maar nee. Afgelopen week stierf ze, 51 jaar oud, ik zocht in de Nederlandse archieven naar radiomateriaal. En vond maar één interview. Van een uur, uit 1991, door Robert-Henk Zuidinga uit VARA's 'Het zout in de pap', een lang verdwenen cultureel programma. Een samenvatting in tekst:

Sinds haar zevende jaar schreef ze. Haar eerste roman toen ze tien was, 'in het meisjesboekengenre'. Als kind won ze een poëziewedstrijd en er wwrd een roman, een soort 'dierenavonturenroman' van haar uitgegeven. Ze was een wonderkind. Haar afkeer van interviews dateert uit die tijd, zegt ze.
En dan staat er: 'De latere boeken werden steeds vreemder: heel pessimistisch, met desastreuze einden.' En ze zegt: 'Ik ben een zeer solipsistisch soort schrijver. Dat is het slechte soort, in de publieke opinie.'
Soms heeft ze het gevoel dat 'schrijven het tegendeel is van echt leven'.
Als kind schreef ze praktisch de gehele dag, wat nu geheel veranderd is. Ze wijt dit aan het feit dat ze zich als kind niet goed voelde.
'Dus ik schrijf liever niet.'

Navraag leert dat het interview niet meer bestaat. Het is 'gewist'. Wie daartoe opdracht heeft gegeven? Zonder toestemming van de VARA kan zoiets niet. Besparing op bewaarkosten is meestal de reden.
Ik ga contact zoeken met Robert-Henk Zuidinga. Hij woont in Damme, bij Brugge.

Yasunari Kawabata (1899-1972)
Patricia de Martelaere

Sneeuwland

Met tussenpozen lees ik in de roman 'Sneeuwland' van de Japanner Yasunari Kawabata (1899-1972, Nobelprijs in 1968). Het verhaal van en oudere heer, een estheet, en een geisha. Het is niet lezen, het is lezen in. Zo'n lezen in een boek - er zwerven er meerdere door het huis - dat vaak maanden duurt, soms jaren.

Passages worden herlezen. Boeken verspreiden zich, er komen ezelsoren in, bladwijzers van allerlei soort (een houten roerstaafje uit de stationsrestauratie), je kunt zien dat dit lang opengeslagen heeft gelegen. Zo'n boek. Het is gebonden, het kan er tegen. Het eindigt met een nawoord van de filosofe Patricia de Martelaere, die zegt 'Kawabata is mijn absoluut uitverkoren auteur'. Ik lees om te vinden wat ze daarmee bedoelt, van haar heb ik vrijwat gelezen. Wat weer begon met een omslagfoto waarop ze een gestreept truitje draagt. Ze schrijft aantrekkelijk, vind ik. Zo ook een nawoord bij 'Sneeuwland'. Een wondere liefdesgeschiedenis. Verfijning, daar draait het om bij de estheet. Een verfijning die hem in zichzelf opsluit. Die hem breekbaar maakt.De liefde van de geisha is gecompliceerder, haar bestaan is dat ook. Meegevend, weerbaar, en ook vol overgave. Een onmogelijke liefde, maar zo anders dan bij ons. Je kijkt naar binnen, in een heel ander man-vrouw spel.