In Avondlog schreef ik in 2007 over Mankes (1889‑1920), die in Eerbeek zijn laatste jaren doorbracht, daar ook stierf en begraven ligt. Hij woonde in het huis naast de later gebouwde kerk.
Een huis met een grote 19de-eeuwse erker aan wat later de Jan Mankesstraat zou heten. Vanuit de erker, waar hij zijn atelier had, zag hij uit op het 'Huis te Eerbeek', een vleugel van een voormalig kasteel met een vijver en landerijen. Mankes schilderde het, in de sneeuw.
Het blijft vreemd, maar in dat zelfde landhuis heb ik later gewoond, drie naoorlogse jeugdjaren lang, toen het een zg. Volkshogeschool was geworden, waar mijn vader werkte.
Als ik naar de jeugdkerk liep, die gehouden werd vooraf aan de echte kerkdienst, kwam ik langs de erker van Jan Mankes. Toen niet meer dan een vreemde naam op een bordje.
In de consistoriekamer van de kerk, waar ik op een avond als achtjarige alleen heen gelopen was, zag ik een voorstelling met lantaarnplaatjes van het werk der Sint Bernardshonden. Lijken van verongelukten lagen opgebaard in de kelder van een klooster. Daarna was er collecte. Die kelder keerde terug in angstdromen.
In 2007 zag ik een Jan Mankes tentoonstelling waar veel me duidelijk werd. Ik schreef: 'Een rare dag. Buiten heerst wat Reve het 'tinnen licht' noemde. In de huiskamer nadert de binnenhuizige krankzinnigheid. Gevolg van het langdurig inademen van zuurstofarme, drooggestookte lucht. Er brandt een theelichtje van lang geleden. Ik denk aan Jan Mankes, die dit geschilderd heeft. Zijn vrouw schenkt thee en hij weet: ik ga dood. Hij had tbc.'