Pijnbomenbos

 Toen tante Jo voor het eerst van haar leven in het bos was geweest en gevraagd werd hoe ze het gevonden had zei ze 'Mooi, maar wel een beetje slordig'. Bij navraag bleek ze zich te hebben geërgerd aan de rondslingerende dennenappels en dode takken.

 In 'Het zakboekje van het pijnbomenbos' van Francis Ponge (1899-1988), die ook wel de dichter van de dingen werd  genoemd, wordt het bos van zoveel kanten, bij zoveel weer en in alle seizoenen bekeken dat naar een zekere volledigheid wordt gestreefd.

 Op 12 augustus 1940 schrijft Ponge: 'Eindeloos veel gezichtshoeken en zigzagbewegingen maken het pijnbomenbos tot een stuk natuur dat geschikter is dan wat ook  voor de rust en de bezinning van de mensen.

 Geen geritsel van bladeren. Maar er liggen zoveel dunne naalden tegen zowel de wind als het licht geschikt dat het temperend werkt, tot een bijna volledige opheffing, een wegvallen van de aanvallende eigenschappen van de elementen, en het intense geuren vrij laat komen. Het licht en ook de wind worden gedempt, gefilterd, geremd, omgezet in iets milds en, bij wijze van spreken, goedaardigs. Terwijl de stammen van de bomen volkomen onbeweeglijk staan, worden de kruinen alleen maar wat gewiegd...'.

 En even eerder: Je voelt je heel aangenaam daaronder, terwijl in de kronen iets heel harmonisch en muzikaals gaande is, iets heel zacht vibrerends.'

(vertaald door Christian Hendrikx, uitgegeven door Koppernik)

Tags: 

Poëzie

 Toen ik Louis Lehmann eens aankondigde als 'dichter en schrijver' maakte hij bezwaar. Hij zag geen reden sommige tekstsoor­ten gedichten te noemen en andere proza. Hoe dan? 'Zeg maar gewoon schrijver. Ik schrijf toch?'

 Zoiets als de VSB-prijs - die morgen wordt uitgereikt - was in zijn ogen onzin.

 In het Tijdschrift Terras, waarin tekstsoorten dwars door elkaar staan trof ik bij de vermakelijke 'Verwarde note­n' van Jean-Michel Espitallier een weerwoord: 'Poëzie (geeft) de taal wat rust, frist haar op, laat haar ontsp­annen, hangt haar op (aan de waslijn), shampoot haar (Schuim! schuim! 'zacht van de zeep de tong losmaken', Francis Ponge), of integendeel, verhit haar juist, laat haar blozen (van schaamte/van warmte)' en zo nog veel verder.

 Louis Lehmann zou zeggen 'Hm..'. En ik denk, je kunt het beter doén. Laat anderen dan maar uitmaken of ze wat je schrijft poëzie willen noemen en er prijzen voor willen geven.

 Een levend voorbeeld. De dichter Frank Koenegracht ging met zijn Geeske naar een vakantiehuisje op Terschelling. Toen ze na een week binnen zitten - en drinken - vroeg 'Wanneer gaan we nou eens naar zee?' zei de dichter 'Ík ben de zee'.

Modder

 In het digitaal archief van het blad Raster vond ik een 'Onvoltooide ode aan de modder van de Franse dichter Francis Ponge (1899-1988). In 1999 vertaald door Piet Meeuse. Onvoltooid, ja.

 Zou Ponge nog gedacht hebben aan het modderbad? Modder zijn wij en tot modder zullen wij wederkeren. Ik ben zo vrij geweest de modder vrouwelijk te maken, dat leek me pas­sender. Ponge schrijft dan (fragment):

 'Zijzelf verbiedt het benaderen van haar middelpunt, dwingt tot lange omwegen, zelfs tot steltlopen. Dat is misschien niet omdat zij ongastvrij of afgunstig is; want onbemind als zij is, als u haar ook maar een beetje avances maakt, hecht zij zich aan u.

 Jij modderbeest, dat mijn kousen vastgrijpt en die me met een hinderlijk enthousiasme in de ogen springt!

 Hoe ouder zij wordt, hoe plakkeriger en taaier. Als u haar domein binnendringt, laat zij u niet meer los. Het is of er verborgen strijdsters in haar schuilgaan, die op de grond liggen en uw benen vastgrijpen; als elastische valstrikken; als lasso's. O, wat hecht zij aan u! Meer dan u lief is, zegt u. Ik niet. Haar aanhankelijkheid ontroert me, ik vergeef het haar graag.'

Tags: 
coll. Sarah van Sonsbeeck

E.N.S.I.E.

 Verder over Encyclopedieën.Sarah van Sonsbeeck bezit de Eerste Nederlandse Systematisch Ingerichte Encyclopedie (zie foto).Ze schrijft: ''De eerste regel van het eerste deel luidt: 'Een treffend kenmerk van het tegenwoordige leven is zijn ingewikkeldheid en het onvermogen van de enkeling om het geheel te overzien.' Uit 1946.''

 En: ''Deel V 'De Aarde', mijn lievelingsdeel, begint met: 'De planeet waarop wij leven, waarop de mens voorlopig optreedt als laatste schakel van een lange evolutie, die meer dan 500 millioen jaren geduurd heeft. Deze aarde te leren kennen, is het doel van de eerste helft van dit Deel'. Dit begin doet mij altijd glimlachen. Vooral dat 'voorlopig' vind ik groots (de ENSIE is al 10 jaar met mij meeverhuisd). Minder gangbare, maar ook mooie pogingen tot een encyclopedie: 'Reis om de dag in 80 werelden' van Cortazar en de boeken van Francis Ponge.''