Toen ik Louis Lehmann eens aankondigde als 'dichter en schrijver' maakte hij bezwaar. Hij zag geen reden sommige tekstsoorten gedichten te noemen en andere proza. Hoe dan? 'Zeg maar gewoon schrijver. Ik schrijf toch?'
Zoiets als de VSB-prijs - die morgen wordt uitgereikt - was in zijn ogen onzin.
In het Tijdschrift Terras, waarin tekstsoorten dwars door elkaar staan trof ik bij de vermakelijke 'Verwarde noten' van Jean-Michel Espitallier een weerwoord: 'Poëzie (geeft) de taal wat rust, frist haar op, laat haar ontspannen, hangt haar op (aan de waslijn), shampoot haar (Schuim! schuim! 'zacht van de zeep de tong losmaken', Francis Ponge), of integendeel, verhit haar juist, laat haar blozen (van schaamte/van warmte)' en zo nog veel verder.
Louis Lehmann zou zeggen 'Hm..'. En ik denk, je kunt het beter doén. Laat anderen dan maar uitmaken of ze wat je schrijft poëzie willen noemen en er prijzen voor willen geven.
Een levend voorbeeld. De dichter Frank Koenegracht ging met zijn Geeske naar een vakantiehuisje op Terschelling. Toen ze na een week binnen zitten - en drinken - vroeg 'Wanneer gaan we nou eens naar zee?' zei de dichter 'Ík ben de zee'.