Edgard Tytgat

 Is een schilder die niet anders kon of wilde dan de kroniek van z'n leven tekenen, schilderen en ook schrijven. In z'n vroege jaren woonde hij vlak bij z'n vriend Rik Wouters en diens vrouw en model Nel in Watermael, aan de zuidrand van de stad.

 Ze waren straatarm. Toen de eerste Wereldoorlog uitbrak vluc­htten Rik en Nel naar Amsterdam, waar hij in 1916 stierf. Edgard maakte ter nagedachtenis in Londen een diep ontroerend boekje met teksten en kleurhoutsnedes, getiteld 'Quelques images de la vie d'un artiste', waarin hij hun gelukkige jaren sinds 1907 vastlegde.

 De wandeling naar de kapel aan de Welriekende Dreef, waar ze boterhammen met platte kaas aten, Nel altijd in haar roodwitte – van vele schilderijen bekende - strepenjurk. En ook hoe Tytgat poseerde voor een beeld van Rik dat helaas nooit af kwam omdat hij naakt moest staan en het voortduren vroor en zeer koud was.

 Eens, schrijft Tytgat, vertelde Rik onder het werk over een droom die hij had, van een prachtig kasteel en tekende het meteen op de muur van het atelier. Natuur­lijk lagen Nel en hij in een hemelbed in dat kasteel. Tytgat (1879-1957) legde ook dit verhaal vast in kleurhoutsneden.

Oscar Jespers (3

 Rik Wouters kon zijn Nel te allen tijde vragen in die houding stil te blijven staan, precies zo, met dat strijkijzer in de hand. En dan schilderde hij haar.

 Van Rik is bekend dat hij bij Oscar Jespers op atelier kwam en daar een beeldje in klei zag ontstaan waaraan naar zijn idee teveel franje zat. Hij nam een mes en streek ze weg. Die strakke vorm heeft Jespers nooit verlaten.  

 Maar daarbinnen lukt het hem altijd het eigene te treffen. Van vrouwen vooral. In net dat ene trekje om een oog, juist die houding. Het grafmonument voor zijn vriend Van Ostaijen is uitzonderlijk. Ik ken er geen tweede zo. Een liggende man. Op z'n zij. Met open ogen. Hij is niet dood, eerder in gedachten verzonken. Het heeft ook een titel: Engel. Maar nee, ik moet beter kijken. Het is een engel. Hij vliegt.

 Het is de zelfde nabijheid die je bij Wouters en Tytgat treft.

 In 1962 maakte Oscar Jespers een dubbelbeeld waar ik in Hilversum dagelijks voorbij kwam. Peter Flik fotografeerde me tussen het tweetal omstreeks 1969. Het stond aan de Heuvellaan, voor de oude VARA-studio. Dat het van Jespers was stond er niet bij. Nu leer ik dat het 'Kijken en luisteren' heette. Het is verdwenen. Verblijfplaats onbekend.

 

Oscar Jespers (1)

 De buitenwijken van Brussel, waar stad en land in elkaar overgingen en je na 1900 nog goedkoop kon wonen: Watermael-Bosvoorde, Woluwe St.Lambert.

 Nooit ver van het Rood Klooster, aan de rand van het Zoniënwoud waar kunstenaars elkaar troffen en je kon drinken. De schilderende vrienden Rik Wouters en Edgard Tytgat en de Antwerpse beeldhouwer Oscar Jespers, van wie nu een kleine maar complete tentoonstelling te zien is in Beelden aan Zee.

 Wat hebben ze gemeen? Jespers, Tytgat en Wouters waren family men. Maria, Nel, Mia, kinderen en huisdieren zijn nooit ver weg. Ze gebruikten de Parijse -ismen om vorm te geven aan hun dagelijks leven, hun vrienden en huizen. Dat maakt ze zo goed. Van een plaquette op het huis van Tytgat tot een grafmonument voor vriend Paul van Ostaijen.

 Jespers maakte een pracht van een kop van Tytgat in hardsteen (1925), die in Scheveningen te zien is, net als een een ontroerende kleine Paul (1932), twee rake beeldjes van vrouwen bezig met hun 'opschik' en zoveel meer.

 Tot de eerste wereldoorlog ze verstrooide. Jespers was de jongste, hij leefde nog tot 1970. 

Jean van Volsemstraat. Boven links is het.
de zelfde vrouw in Antwerpen
vrouw, gezien in Elsene

Blik

 Twee weken terug was ik in het curieuze museum van de Brusselse deelgemeente Elsene (Ixelles). Een voormalig slachthuis in een zijstraat van een zijstraat van de Avenue Louise (Jean van Volsemstraat 71).Vreemde verzameling in die stille zijstraat. Veel Belgen van rond 1900, een Rik Wouters beeld van zijn extatisch springende Nel ('Het zotte geweld'), een mooi strandtafereel van Edgard Tytgat, Delvaux, Magritte. Een zeldzame collectie affiches van begin vorige eeuw. Maar ook zomaar een Picabia, een Picasso of een Signac. Ook oudere dingen waaronder een vrouwenportret van de Nederlander Jan Albertsz Rotius (1624-1666).

 Opeens die vrouw met haar moderne, grote mond, zinnelijke lippen. Lelijk voor toen, vermoed ik. Grappige scheve ogen kijken de toeschouwer taxerend aan. Een blik waar ironie in lijkt te zitten. Wie is zij?Het antwoord kreeg ik tot m'n verbazing een dag later in het Antwerpse Museum Mayer van den Bergh. Verdomd ze was het. Ze draagt zelfs dezelfde kanten kraag, de zelfde broche: 'Meynder Sonck met vrouw en kinderen' staat er. Vijf dochters maar liefst, die nogal op haar lijken (oogjes, monden).

 Ze kwam uit Hoorn, haar echtgenoot was in zaken, scheepvaart vermoedelijk. Merk op hoezeer zij - niet haar man - de centrale figuur in het portret is. En zie, onder het strenge zwarte jak gaat een flamboyant groen met gouden gewaad schuil. Enigszins wijdbeens zit ze. Een rijzige gestalte laat zich raden. Verder voorlopig niets bekend. De Antwerpse kunsthistoricus Hans Nieuwdorp noemt dit familieportret 'star en levenloos'. Ik denk dat het Hollands is. Geen opgelegde expressie. Een formeel portret, zoals familiefoto's nog gemaakt worden.

 Maar dan. Elk van de geportretteerden draagt een verhaal met zich. Verhoudt zich zwijgend tot het gezin. Zo reist hun blik verder in de wereld.PS. Ik maakte - clandestien - de foto's, vandaar de donkere plekken.

 PS2. De advocaat Meijndert Sonck (1626-1675) werd geboren en stierf te Hoorn, waar hij onder meer vijf maal burgemeester was.Nu de naam van zijn vrouw nog.

Pagina's