De buitenwijken van Brussel, waar stad en land in elkaar overgingen en je na 1900 nog goedkoop kon wonen: Watermael-Bosvoorde, Woluwe St.Lambert.
Nooit ver van het Rood Klooster, aan de rand van het Zoniënwoud waar kunstenaars elkaar troffen en je kon drinken. De schilderende vrienden Rik Wouters en Edgard Tytgat en de Antwerpse beeldhouwer Oscar Jespers, van wie nu een kleine maar complete tentoonstelling te zien is in Beelden aan Zee.
Wat hebben ze gemeen? Jespers, Tytgat en Wouters waren family men. Maria, Nel, Mia, kinderen en huisdieren zijn nooit ver weg. Ze gebruikten de Parijse -ismen om vorm te geven aan hun dagelijks leven, hun vrienden en huizen. Dat maakt ze zo goed. Van een plaquette op het huis van Tytgat tot een grafmonument voor vriend Paul van Ostaijen.
Jespers maakte een pracht van een kop van Tytgat in hardsteen (1925), die in Scheveningen te zien is, net als een een ontroerende kleine Paul (1932), twee rake beeldjes van vrouwen bezig met hun 'opschik' en zoveel meer.
Tot de eerste wereldoorlog ze verstrooide. Jespers was de jongste, hij leefde nog tot 1970.