Lehmann op zee (1)

 Als zoon van een zeeman was hij 'niet voorbestemd naar zee te gaan', schreef Louis Lehmann. Toch liet zijn vader in z'n werk als dichter, scheepsarcheoloog en muziekkenner veel sporen na.

 Nu is een uitgave van kleine uitgever De Gouden Reaal met een waarachtig Scheepsjournaal van zijn hand. Het strekt van 28 april tot 8 mei 1948, toen hij met zijn vader meevoer op de ss. Algorab, vanuit Antwerpen. Als opvarende, dat was goedkoper. Zelfs zijn monsterboekje is bewaard, waarin staat dat hij in Livorno van boord ging. Op 26 april 1948 noteert hij:

'Een van de laatste dingen die ik meenam was de nagelvijl van Fanny, minder om schone nagels te hebben dan om en soort contact met Fanny te houden. Helderzienden prefereren metaal, ik ook, misschien alleen om E. & mevr. van Ham. Ontmoette F. op het station te Leiden. (Bleek dat ze bij haar 'schoonouders' heeft gelogeerd). Hoever is J. voor haar van belang?'

 In enkele regels ontvouwt zich een drama. Te beginnen met het tussen aanhalingstekens gezette woord 'schoonouders' (ken­nelijk de ouders van 'J.' bij wie Fanny logeerde, wat dat ook moge impliceren). En dit alles juist op het moment dat Louis moet afreizen. Later meer. 

Anneke Brassinga en Louis Lehmann
de Karlsbrücke
Anneke Brassinga in het donker op 3 november 2006 om zes uur
het Van Doesburg-huis

November

Ik blader in een oud aantekenboekje uit Praag, waar het nog steeds november 1976 is. En herlees Kafka's dagboek: 'Het is november. Het lijkt hem dat wel iedere maand een bijzondere betekenis heeft maar november nog een bijzonder toevoegsel van bijzonderheid. Voorlopig is daarvan weliswaar niets te zien er valt alleen maar een met sneeuw vermengde regen. Maar dat is misschien slechts de uiterlijke aanblik die altijd bedriegt want daar de mensen zich als geheel onmiddellijk aan alles aanpassen en men toch in de eerste plaats naar het uiterlijk der mensen oordeelt, zou men eigenlijk nooit een verandering van 's werelds loop kunnen waarnemen...'

In Praag wordt het eind november 1976 al kort na vieren donker. Lantaarns vormen bij afwezigheid van neonreclame de enige oriëntatiepunten in de naar kleffe, rook geurende duisternis van de oude stad. Je loopt van lantaarn naar lantaarn. Cafés in dit Praag zie je niet, er zijn geen verlichte uithangborden, je hoort ze. Gisteren, 2 november doopte De Bezige Bij nieuwe bundels van twee sinds jaar en dag bevriende dichters Anneke Brassinga (1948) en Louis Lehmann (1920). Twee novemberse bundels: 'Ijsgang' en 'Wat boven kwam'. Lehmann wordt pijnlijk precies in vierregelige gedichtjes als:WAAR VERHAAL De toekomst is dit:dat vlees en botten't bewustzijn afdanken en dan gaan rotten.of:DOODAls ik voor het laatstin slaap zal vallen,hoop ik dat ik netzal denken aan iets anders.Anneke Brassinga ziet een winter komen in de straat waar zij woont, in het koude beton van het Theo van Doesburg-huis in Meudon:Rue Infroit:Winters waar het zoeken is-ik room wat af,een zure plicht: 'melk de dag!'Er is gegeven kiltedat men niet in de bek bijtnoch zoent de tong.Geen rijdier is zich komen buigengeen recht van klauwengang is neergelegd.Maandag as. is ze na 21.00 te horen in De Avonden. In de kou.

Anneke Brassinga
Beluister fragment