Kees Ouwens en Kees Fens

 In de geleende maar in jaren niet teruggegeven bundel 'Klem' 1984) v­an Kees Ouwens (1944-2004) vond ik een uitgeknipte bespreking van Kees Fens. Klem is een bundel met veel fiets, veel lichaam, ik, binnen en buiten. Kees Fens had dit gedicht gekozen, getiteld 'Verve':

 'Ik was de geabonneerde op mijn lichaam alle seizoenen

 vroeger kwam een man

op zijn fietstassen het opschrift van mijn vorm

gezinsonderhoud besloeg zijn bril

zijn verve joeg op kwijting

overhandiging was vereffening

regen sloeg neer, papier doorweekte'

 Fens vindt de regel 'gezinsonderhoud besloeg zijn bril' schitterend. Wat denk ik ook iets over hem zegt. Mooi in zijn stukje is wat hij zegt over schrijven over poëzie. Hij probeert het gedicht te begrijpen. Lastig: 'Een regel past ook nooit precies op de interpretatie ervan, gelukkig, anders zou alle werk met die interpretatie gedaan zijn en de regel daarin opgegaan. Het nooit helemaal passen van lezing en gedicht maakt mede de fascinatie van poëzie uit.' Wat me hevig doet denken aan het mooie essay 'The hatred of poetry' van Ben Lerner dat dit jaar verscheen..  

De God van Kees Fens

 Wiel Kusters, zijn biograaf, gaf een gedenkwaardige speech als eerste Kees Fens-lezing. Titel: 'Grote God', want zo luidde de verzuchting van Fens bij het betreden van de ontredderde kerk van zijn jeugd in Amsterdam-West.

 Een verzuchting die vreemd genoeg als muziek klinkt, in de film van Hans Keller. Wat blijft over na het slopen van kerken, het opheffen van katholieke voetbalverenigingen, de onttakeling van het onder­wijs? Hoe lang houdt de Mattheus Passion het nog uit? En wat gaat er verloren? Volgens Kees Fens veel van wat wij nu nog in ons achterhoofd meedragen, vaak zonder het ons bewust te zijn. Fens zei: 'De hemel is in scherven naar beneden gekomen en die hebben zich overal verspreid’.

 Wat lag er opgeslagen in die onttakelde kerk? Zelf loop ik overal kerken binnen en fotografeer daar liefst stofzuigende vrouwen. Waarom? Ik herken de figuren aan de muren, de beelden. Kijk die, o die. Zonder iets te geloven maar toch.

 Ja, ook ik ben doordrenkt met een cultuur van zonde, boete, kruisiging, maar ook van bidden. Ik weet van Job, Noach, de woestijn, Jericho. En denk niet 'wat doe je nou' als een moeder haar volwassen dode zoon op schoot neemt en als zijn bloedmooie vriendin het beb­loe­de kruis omklemt waar hij aan wilde hangen om ons te redden.

 Ik weet, we houden Bach-Christenen over, die als de katholieken sinds mensenheugenis alleen voor het opdragen van de mis even het dorpsplein oversteken van het café naar de kerk. Geloof is voor oude vrouwtjes. Is dat erg? Gerard Reve zou zeggen dat het de kern van de zaak is. Net als de vermaningen voor jong ver­loof­den op goedkope folders met nare illustraties. Juist zij vormen een godsbewijs.

 Wat overblijft is het volgens Fens zo katholieke woordje 'eige­nlijk'. Misschien is het verval ervan wel de kern van ons geloof. In het onder ogen zien ervan ligt begrip bes­loten. 

 Fens had het weinig over de Islam. Toch is het verval van de Islam om ons. Een andersoortig verval, dat wel. Vervallen doe je in stijl. En ons verval is beter dan het hunne! De speech ligt in de winkel. De biografie van Fens ook.

De stukjes van Kees Fens

 Gek genoeg gaan de mooiste stukjes van criticus Kees Fens (1929-2008) niet over literatuur. Het zijn stukjes waarin hij schrijft. Schrijft zonder meer. En is wat hij zei niet te kunnen zijn: schrijver.

 Net krijg ik 'Dat ben ik toevallig', de langverwachte bundel stukjes van Fens. Een puur genoegen. Stukjes met wat Brakman noemde 'een ruime akoestiek'. Wat hij schrijft komt uit een hoofd dat veel gezien en overwogen heeft. Over schaduw, over stilte, lichtheid en zwaarte, over goede en verkeerde kanten van straten. Over een jas. Over luchten of bladeren in boeken: 'Weer eens me een hele avond overgegeven aan de ziekte van het bladeren'. Bladeren - het is zoiets als de ene sigaret na de andere roken en ze allemaal na een of twee trekken uitmaken.'

 Of hij verzint een complete film die hij zou willen zien. Over een vrouw in de jaren dertig 'in een jas van wat verschoten visgraat'. En dan staat er: 'Haar bril is allang wat scheef'. Na zo'n zinnetje blijf je lezen.

 Ik dacht aan 20 mei 2006, toen ik bij hem thuis een gesprek zou opnemen over hoe hij werkte. Het was een rommelige dag, hij zat vlak voor belangrijk medisch onderzoek. Toch wilde hij graag praten. Halverwege ons gesprek kwam een telefoontje. Aan de andere kant zat kennelijk een medisch specialist. De opname draaide door. En zo is bij toeval bewaard gebleven hoe Fens met de arts praatte. Zo direct als het maar kon. 'Wanneer ga ik dan dood?' (...) 'O. Jaja.' Na afloop kreeg ik kort verslag. Het was 'niet onverdeeld ongunstig'. En daarna - 'waar waren we gebleven' - ging hij door of er niks gebeurd was.

 Duizenden stukken en stukjes heeft Kees Fens geschreven. Toch moest hij er niet aan denken, zei hij toen, dat er over 15 jaar, na mijn dood, in 2020 daarvan 200 in een boek bij elkaar zouden worden gebracht.

 Precies dat is nu gebeurd. En het is heel goed. Uta Janssens en Jan Kuijper hebben de 'tijdloze' stukjes bijeen gebracht waarin Fens geen criticus maar tenslotte schrijver is. Het boek verschijnt op 18 februari.

 

Tags: 

Hoe Kees Fens werkte

 Op 20 mei 2006 zou ik bij Kees Fens een gesprek komen opnemen over hoe het toeging op zijn ‘werkplek’. Het was een rommelige dag, hij zat vlak voor belangrijk medisch onderzoek, legde hij uit. Toch wilde hij graag praten. Halverwege ons gesprek kwam een telefoontje. Aan de andere kant van de lijn zat kennelijk een medisch specialist. De opname draaide door, omdat ik anders de timing zou kwijtraken. Zo is bij toeval bewaard gebleven hoe Kees Fens met de arts praatte over de mogelijk dodelijke ziekte die hij onder de leden had. Dat deed hij zo direct als het maar kon. ‘Wanneer ga ik dan dood?’ (...)‘O. Jaja.’

 Na afloop kreeg ik kort verslag. Het was ‘niet onverdeeld ongunstig’. Dat optimisme blijkt ook in het vervolg van het gesprek, als het bundelen van columns ter sprake komt. Fens zal namelijk de gebundelde ‘Trijfels’ van Nico Scheepmaker bespreken. En die zijn toch vaak gedateerd, vindt hij, er hadden voetnoten bij gemoeten om ze in de tijd te plaatsen en dan nog.

 Duizenden stukken en stukjes heeft Kees Fens geschreven. Toch moet hij er niet aan denken, zegt hij, dat er ‘over 15 jaar, na mijn dood in 2020’ daarvan 200 in een boek bij elkaar zouden worden gebracht. Hij praat over deadlines. Vijftig jaar deadlines. Zonder deadlines zou hij niets uitvoeren. Die ‘wedren met jezelf’’ werkt stimulerend. Nee, hij is geen prutser, geen knoeier of kladder, alles gaat bij hem rechtstreeks. Een genade: ‘Als ik iets wil zeggen heb ik meteen de juiste woorden en de volgorde.’ Denken en formuleren vallen bij hem samen. Als de computer aangaat kan hij beginnen. Wel hangt veel af van de eerste zin. Het stukje gaat zich gedragen naar die eerste gedachte,Geleidelijk wordt dan wat hij wil beweren duidelijk. Er hoeft later ook niks meer aan veranderd te worden.

 ‘Schrijvers, dichters werken zo,’ zeg ik. Heeft hij nooit een roman geschreven? Nee, dat heeft hij nooit geprobeerd, zegt hij. Dat kan hij ook niet. Hij zou nooit een schrijver kunnen worden omdat bij hem alle tekst meteen een betekenis moet krijgen. Hij heeft altijd de neiging om iets te beweren. Fens is een streepjeszetter, met potlood zet hij in de te bespreken boeken twee of drie streepjes. Als er een C bij komt betekent dat ‘citeerbaar’. Nee, geen ezelsoren. En dan, doorwerken en niet opstaan. Je niet laten afleiden. Nooit ijsberen. Alleen soms even naar buiten kijken. Naar de gracht. ‘Ik schrijf alleen maar om het af te hebben,’ zegt hij tot slot. ‘En dat gebeurt dan ook altijd. Zo gauw mogelijk.’ Het gesprek werd op 22 mei 2006 uitgezonden. Hierbij.

Tags: 
'Ik schrijf eigenlijk alleen maar om het af te hebben'
Beluister fragment