Jacob Groot en het verlies

 'Verlies me niet', het nieuwe 52 strofen lange gedicht van Jacob Groot gaat over ver­laten. Over mensen die uit elkaar raken. En wat het omslag noemt: 'het kwetsbare gebied van de beëindiging en de verwijdering.'

 Wat is verlies precies? Kan je iemand echt kwijtraken? Of blijft er altijd iets? Kan het zelfs een verrijking betekenen.

 Jacob Groot begeeft zich in dit niemandsland. En hij begint zo:

 'Zonder dat ik het ben kom ik bij je in een andere tijd/ Een moment wacht op ons lichaam als een plaats/ Rust niet tot we komen waar het ons vindt/ Worden we begeleid?/ Alsof het de laatste geluiden zijn voor het eerst/ Zal er gezegd worden wie we waren?/ Een instrument speelt ons/ Een instrument speelt met ons/ Een instrument speelt met ons mee'

 En dan de 37ste strofe, die zegt:

 'Ik neem geen afscheid En jij?

Ik heb al afscheid genomen/ Dan hoeft het inderdaad niet meer, al moet je het natuurlijk zelf/ weten

En jij?

Ik neem geen afscheid

Zullen we samen gaan?

Tags: 

Tanden

 De tandartsenij komt er bekaaid af in de letterkunde. Behalve 'Ivoren wachters' van Simon Vestdijk ken ik het jeugdverhaal 'De man met de wondermolen', een pleidooi voor poetsen.

 En nu vind ik in 'Geloof in mij' van Jacob Groot, waarin ik steeds terugkeer, opeens die merkwaardige, erotische geladenheid terug tussen tandarts (zij is een vrouw) en patiënt. Tussen aantrekking en pijn. Het machteloos terneer liggen, overgeleverd aan wat ze met je doet. Tegen je heup leunend of niet.

 En dat in de spanning van de klinische entourage van haar witte jas - wat daar onder? - en de beroepsmatige afstand. Ze heet Pantha (alles) en heeft ogen als edelstenen waar Eddie Combo voortdurend in kijkt. Zo begint ze het 'afgebra­nde dorp' in zijn mond te restaureren.

 'Hij staart in de bijous die zijn blik vermijden want uitsluitend aandacht hebben voor het binnenste van zijn mond, die hij voor ze openhoudt, zodat hij, naar ze opkijkend, behalve hun rust hun kunde kan peilen, hun toewijding, hun diepte, hun schakering van kleur naar gelang Pantha’s positie ten opzichte van het kunstlicht in de hagelwitte behandelingsunit binnen een raster van soortgelijke cockpitachtige eenheden, verspreid over een reusachtige hooggelegen etage van een geheel aan de tandheelkunde gewijd torengebouw, bijgenaamd De Tand, een tempel, los in de blauwe hemel van Suburbia.' 

Tags: 

Geloof in mij

 Is de titel van het boek van Jacob Groot waarin ik nu al vele maanden lees. Een boek dat tot dwalen noodt, omdat de hoofdpersoon, Eddie Combo dat doet. Wat is een combo? Een oude benaming voor een verzameling muzikanten. Eddie is meerstemmig.

 Nu begint de titel tot me door te dringen: als hij zegt 'Geloof in mij', tegen wie heeft Eddie het dan?.

 Zoals Jacob het me eens uitlegde over Elvis Presley. De vraag was tegen wie heeft Elvis het eigenlijk als hij zingt 'Are you lonesome tonight?'. Jacob zei 'tegen zichzelf'.

 Eddie Combo probeert op alle denkbare - en dat zijn er bij Jacob Groot heel veel - manieren zichzelf te benaderen. Zo leert hij wat geloven is, via het liedje 'I'm a believer' van de Monkees. Een glorieuze epifanie in twee minuten en vijfendertig seconden. Maar dan kraait tot driemaal toe in de diepe nacht de haan. Verraad?

 Slaapt hij? Is hij wakker? Er staat: 'I am not yet born. Nu moet ik slapen, al slaap ik, want ik ben nog niet wakker geweest.

 Daarna zoekt hij z'n heil in een Nieuwe School Van Hoger Bereik. Waar hij Lucy ontmoet. Die tegen hem zegt dat hij praat 'alsof hij eigenlijk een ander wil zijn'.

 'Maar waarom ben je die ander dan niet? Omdat je het eigenlijk niet wilt? Iemand zijn? Desnoods een ander? Waarom neem je deze omweg naar jezelf?'

 Eddie weet genoeg. En wordt ook van deze school verwijderd. Hij is dan negentien jaar oud. Hoe verder? Ik lees en lees. 

Tags: 

Jacob's Bijbel

 Hoe je in een boek terecht kunt komen. Aangelokt door het donker. Ik lees. En Jacob Groot vertelt in zijn nieuwe boek 'Geloof in mij'. En zoals niem­and het zelfde boek leest, ook al ziet het er van buiten eender uit, leest en schrijft hij het zijne.

 En daar heb je Kaïn en Abel. Wat gebeurde er met Kaïn na zijn broedermoord op Abel? God zorgt voor hem. Maar hoe!

 Hij wordt verstoten, een vreemdeling, een zwerver, een vluchteling, levenslang. Hij krijgt het Kaïnsteken op z'n voorhoofd, dat hem onaantastbaar maakt. Hij wordt niet anders gestraft dan dat hij moet blijven leven om zijn misdaad nooit meer te kunnen vergeten.

 Dat Kaïnsteken kun je niet zien, alleen voelen.

 'We hebben daar jammer genoeg geen plaatje van.'

 En Jacob vervolgt: 'Halleluja!. Lieve kinderen! Nu een kleine pauze. En dan gaan we zingen. Maar eerst chocolademelk! Met een rondo? Of een taailap? Of een kano? Of een kletskop?'

 Mijn eigen God woonde in de Walburgkerk in Zutphen. Een spelonk waarin met Kerst alle zon­dagsschoolkinderen van Zutphen werden samengedreven voor een man­darijn en een boekje van W.G.van de Hulst: 'Het klompje dat op het water dreef'. De titel vertelt heel het verhaal. Dat ene klompje zei genoeg. Dan wist je het wel.

 Niet storen, ik lees Jacob Groot. 

Tags: 
Jacob Groot, vanavond
Erik Lindner, vanmiddag

Poetry International

Vanmiddag in Rotterdam de presentatie van het nieuwe tijdschrift - dwars tegen de bezuinigingen in - Terras. Erik Lindner en de zijnen, bedachtzaam brutaal.

De Avonden was op Poetry nadrukkelijk aanwezig, op de dag dat de omroepplannen van het kabinet over ons werden uitgestort.
's Avonds in de kleine zaal bracht onder meer Jacob Groot nieuw werk. Die me achteraf wat van z’n teksten gaf. Dit is 'haar benen'.

Ontbrekend lichaam: ik ben je
in je velden als ik je kleren
aantrek om je te ontbloten: ik ken
je niet maar m'n zak ritst
je open & ik timmer je

in m'n kloten op het trillen
van je lippen, flits der schoven, de
shotverlichte, je schudt ze even om het vee
mee in te zepen, in dezelfde greep
gegeven de room van je

bomen, ruim bemeten, het juweel
waaruit je gouden regens, hun zegen, je benen
willen nemen. Totaal verloren
lichaam: ik ader je handwerk noch ik naai je
nader maar ik laat je toch

niet in de steek. Echter ben je zo ver
van m’n bed dat hoe je klaar verbergt je ware aard
me sterkt. Want ik sla je hard: met
het middel: om het doel te killen al
voel je niets
 

vuurwerk...

Centra Pats Boem (1)

 Het gedicht waarmee Johnny van Doorn op z'n 15de jaar debuteerde was het fameuze Vuurwerkgedicht. In de woorden van biograaf Nico Keuning: '''Naïeve woorden en begrippen', versneld uitgesproken tot een toerental van zo'n 250. Uit zijn mond knallen de ontploffingen, gillende keukenmeiden en het ooohhh-geroep van het publiek tijdens een 'koninginnedag' in Park Sonsbeek:

 'Centra Pats Boem
zichtbare knal
wit helt 't licht
bolle wit bolle wit bolle wit
de aarde wit zwart
de weg gelig licht
kijk daar 'n man met een sigaar'.

 Onverstaanbaar, maar herkenbaar vuurwerkgeluid.
Na afloop stapt een kunstschilder op de vijftienjarige Johnny af: Dat is 'n gedicht man.
'Toen besefte ik dat ik dichter was.'
Vanaf dat moment is de geluidspoëzie een van zijn nieuwe acts.''

 Maar waar komen die woorden vandaan? Volgens de dichter Jacob Groot vindt de tekst gedeeltelijk zijn oorsprong in het gedicht CENTRA van I.K. Bonset ofwel Theo van Doesburg, dat begint met de woorden 'CENTRA PATS ZICHTBARE KNAL'.
Het gedicht staat in Rodenko's Nieuwe Griffels Schone Leien.
De bloemlezing (eerste druk 1954) 'die op zijn minst een
decennium lang de verplichte initiatiecursus voor de ware poëzieadept was'.
Ook, denkt Jacob, voor de jonge Johnny van Doorn. En hij vervolgt: 'Ik herinner me vaag dat hij deze specifieke herkomst bij gelegenheid nadrukkelijk aanstipte. Omdat de herinnering vaag is moet ik die verifiëren. Maar bij wie?'
Maar ik kan me niet herinneren de Rodenko bij Johnny thuis te hebben gezien of in het blauwe KLM-koffertje waarmee hij Nederland doorkruiste. En wat meer zegt, Yvonne van Doorn herinnert zich het boekje ook niet. Maar toch, vanwaar de vreemde woordcombinatie CENTRA PATS BOEM?
Morgen meer (foto Rene Alphenaar).

 

Jacob Groot

Jacob Groot

Jacob Groot was in Parijs en schreef er een boek. Over, ja wat? Over zichzelf in Parijs, of beter in de voorstad Meudon. Zo dat je je zelfs afvraagt of hij daar wel was. Of dat hij zich alles in zijn hoofd heeft gehaald. 'Ken je díe van de jongen die naar Parijs ging?''Huh?''Hij ging niet.'

Maar zeker, hij heeft zich alles wat er in de roman 'Billy Doper' gebeurt in z'n hoofd gehaald. Met al z'n zintuigen plus wat als bodem kon dienen, noem het de lichtstad.Parijs ligt op de bodem van een diep bord, dat is bekend.Walter Benjamin zegt in zijn 'Passagen-Werk' - een onvoltooide berg aantekeningen over de hoofdstad van de wereld in de 19de eeuw - dat iedere generatie begint met een droom. Een droom die wordt gedeeld en gekoesterd. Jacob's held Billy Doper ontstaat op de puinhopen van die droom. Een onzeker bestaan, waarin de tijd niet vooruit te schoppen is, omdat elke handeling, elke gedachte, zichzelf meteen weer ongedaan maakt en elk ogenblik in z'n tegendeel kan verkeren. Wat gebeurt, ontgebeurt vrijwel meteen. Vriend Adorno zou het negatieve dialectiek noemen. Zo, krijg die namen eens de wereld uit. En doe er de dolende geesten Cathérine Deneuve, Jeanne Moreau, Francoise Dorléac en Jane Birkin bij. Want Billy is verliefd. Op het meisje uit het tienercafé in de voorstad. Zodat hij verdwijnt. Spoorloos. Zover hij dat al niet was. Billy Doper verdwijnt in het papier van dit boek zoals hij gekomen was. ‘Want niemand zag hem, en sindsdien is hij spoorloos, al was het eigenlijk eerder.'

Tags: