ZAP-COMIX museaal!

 Soms zou ik wensen dat er in deze tijd ZAP-comix verschenen, zoals in 1968, waarin wat er nu over straat gaat en in cafe’s kwebbelt en samenhokt vermalen werd in strips als die van Robert Crumb, Gilbert Shelton en S.Clay Wilson.

 Ze vragen erom. Maar wie weet nog van die verwoestende aanpak? Kamagurka, Gummbah, ja die. Maar het misverstand groeit. In 2005 deed Boijmans iets matigs aan Robert Crumb, daar bleef het bij. De golf undergroundstrips die vanaf 1968 loskwam is kunsthistorisch obscuur gebleven.

 Wel kreeg je in Boijmans tweede garnituur nazaten van de ZAP-generatie te zien als de o zo brave Noor Hariton Pushwagner en nu weer de weinig opwindende Engelsman Paul Noble met zijn fa­ntasiestad Nobson. Hm.

 Ergerlijk gebrek aan historisch stripbesef. Wat er in de VS gebeurde toen Crumb in San Francisco zijn eerste ZAP kwam verkopen en affichemakers Victor Moscoso en Rick Griffin strikte, alsook gruwelstrip-tekenaar S.Clay Wilson bracht een nu vergeten schokgolf teweeg. In Nederland richtte Evert Geradts meteen zijn Tante Leny op en Joost Swarte Modern Papier.

 ZAP was het uitzinnige antwoord op de puriteinse jaren '50 van het Mccarthyisme en Doris Day.

 ZAP is de jaren '60 in a nutshell, een revolutie die alles ondersteboven gooit en tegelijk zichzelf ironiseert. Met gretige mishandeling van de stripklassieken. Het feminisme, de hippies, het spiritualisme - Mr. Natural - het burgerdom, de bikers, en dan, wiet en LSD, niets bleef gespaard.

 Dit is uit nummer vier. Bij Crumb neukte een vader zijn dochter en een moeder haar zoontje, alles tot innige tevredenheid van betrokkenen. Het werd in beslag genomen.

 ZAP bestaat nog steeds en brengt elke twee jaar een nummer uit. Op Boijmans - waar anders - rust de verplichting nu eens een solide overzicht van 50 jaar ZAP-cultuur te brengen. 

Hariton Pushwagner (2)

 Rond 1970 waren strips niet meer wat ze eerder waren. De klassieke verhaalvormen van Kuifje en Donald Duck bleven bestaan, maar lossere vormen doken op in de Amerikaanse 'unde­rgr­ound'.

 De ZAP-comix van de club rond Robert Crumb vonden razendsnel navolging, overal in Europa. Underground in muziek en strips was van grofweg 1965-1975 internationaal, het esperanto van de hippiebeweging. Bij ons had je Joost Swarte, Aart Clerkx, Mark Smeets, in Noorwegen dook Hari­ton Push­wagner (1940) op, wiens werk nu in Boijmans in Rotter­dam te zien is.

 Maar gek genoeg komt Robert Crumb in de uit­voerige catalogus niet één keer voor. Terwijl Pushwagner toch rond 1970 in Londen woonde, LSD gebruikte en muzikanten en Crumb-fans als Steve Winwood, Rod Stewart en Pete Townshend goed kende. Nu verzwijgt hij die undergroun­dkant en beroept zich liever op Roy Lichtenstein of zelfs Jan van Eyck. Vreemde verdeftiging. Zijn tekeningen voor het stripboek Soft City (1969-1975) zijn toch zeer verwant. Neem de a­nimatiefilm waarin een dag uit het leven van Family man en echtge­note wordt samengevat: ze nemen elke ochtend na het ontwa­ken de op hun nacht­kastjes klaarliggende pil waarop staat 'life', alvorens zich - net als al hun soort­genoten - in de massaliteit van huishouden en verkeer te storten.

 Pushwagner werd net als de popjongens geraakt door William Burroughs' roman The Soft Machine (1961) waarin de mensheid aan de leiband loopt van, ja wat? Het grootkapitaal ('the control­ler?'), zichzelf? Erg, maar ook om te lachen, die mas­samens. Maar wie in Pushwagners werk ontbreekt, sorry, is een personage als Crumbs alles ontwrichtende goeroe Mr. Natur­al. Morgen na 22.00 in de Avonden meer.