Jeroen Bosch ziet je

 'Waarom hebben kippen geen gebitje,' luidt een beroemde regel van Maarten Biesheuvel, in de beschrijving van een angstaanval. Of Jeroen Bosch angstaanvallen had of misschien epilepticus was is niet bekend. Wel dat er in de menselijke geest meer omgaat dan gewoonlijk wordt gedacht.

 En wanneer een kunstschilder dit treft zou het toch kunnen zijn dat hij uit dit reservoir put bij het opzetten van fantastische voorstellingen. Zoals de hellen van Jeroen Bosch. Het moet toch ergens vandaan komen. Kortom, het was een heel andere Jeroen Bosch-film dan die van Pieter Van Huystee die ik zat ik te bedenk­en.

 Natuurlijk weten we van aanwijsbare bronnen in zijn leven, zoals de brand van Den Bosch die hij als kind meemaakte en die vast verwijst naar de vuren van zijn hel. Maar meest zijn er onbeantwoorde vragen. Jeroen Bosch zal een raadsel blijven. Waar je steeds naar terugkeert.

 Je kunt denk ik als kunsthistoricus twee dingen doen. Ofwel zeggen: we weten het niet, en zolang we het niet weten kunnen we niets verantwoords zeggen dus zwijgen we. Ofwel zoals Friso Lammertse van Boijmans toen we over zijn tentoonstelling van de Vroege Hollanders spraken: 'we weten het niet, dus speculeren mag.' 

 Wat iedereen vanzelf al doet, al lezend of bekijkend.

 Sommige van Bosch' fantasieën zijn afleidbaar van volksgeloof of nu vergeten gewoonten. Maar andersom kan ook. Zijn hooiwagen als metafoor voor wat ieder wil werd een zegswijze.

 Waar we zo weinig van weten is hoe een vrije geest, een kunstenaar als Bosch, 'achter zichzelf aan associeert', ketens van fantasie kan spinnen, waarbij angst en humor hand in hand kunnen gaan. Vraag je het mij, dan hoefde hij maar in een keuken met huisraad en voedsel te zitten bij een keukenmeid, en wat weg te dromen en zie. Een liederlijke verbeelding zocht een heenkomen. Vlug naar de werkplaats.

 Steeds weer sta ik oog in oog met die mansfiguren bij Bosch, die halfverscholen over een heg naar me kijken, of over hun schouder. Altijd op hun hoede. Wie is die man?

 

De ontdekking van de levenslust

 De ongecompliceerde, van het leven genietende gewone man of - vooral - vrouw. Of het verzinnen ervan? Door vooral schilders in Antwer­pen en Duitsland (maar ook Lucas van Leyden aldaar) in de vijftiende en zestiende eeuw.

 Boijmans laat het zien in De ontdekking van het dagelijks leven, van Bosch tot Brueghel samengesteld door Friso Lammertse en Peter van der Coelen. Een klaterende voorstelling van vooral levenslust, muziek, seks en grappen. Waarbij de religie zoetjesaan een bijrol krijgt. Een enkele courtisane krijgt nog een zalfpot mee en heet dan Maria Magdalena. Maar wat was waar en wat fantasie?

 Schilderijen van bordelen werden goed verkocht. Zeker als de bezoeker de Verloren Zoon bleek. Maar bordelen kon je als welgestelde misschien beter aan de muur hangen dan er heen gaan. Geslachtsziekte dreigde. De waarschuwing, het oude excuus voor geile kunst.

 Maar waar komt het idee toch vandaan? Die Bruegheliaanse, carnavaleske vrolijkheid onder de boeren. Oeroud moet het zijn. Die boerenopstanden, honger en plunderende legers trotseerde. Je vindt het in het Herfsttij der middeleeuwen. Totaan Versailles toe waar Marie Antoinette zich verkleedde als boerin in een pseudo-boerenstulpje achter het paleis, ver van het hofprotocol. De vors­tin hoedde er - geparfumeerde - schapen en bezocht de hooiberg.

 Het melkmeisje, dienstmeisje. De meiden op weg naar de markt zoals je ze in de door Annemieke Houben verzamelde Vieze liedjes terugvindt. In het hooi? Op het veld?  

 Het is een lang verhaal naar het Carnaval der burgers van Ter Braak en de kermissen van Edgard Tytgat.

 De burgers leefden in benauwdheid en jaloezie en idealiseerden de boeren. Kochten schilderijen en prenten van de prachtige losbandigheid die nu in Boijmans te zien is. Waarin de spot wordt gedreven met hun spaarzucht - de vrek is standaardgrap en preutsheid. De huwelijksmoraal ach jee. In de bordelen wordt er korte metten mee gemaakt.

 Het is nooit opgehouden, waren het niet de lower classes die de rock'n roll uitvonden.