En wanneer een kunstschilder dit treft zou het toch kunnen zijn dat hij uit dit reservoir put bij het opzetten van fantastische voorstellingen. Zoals de hellen van Jeroen Bosch. Het moet toch ergens vandaan komen. Kortom, het was een heel andere Jeroen Bosch-film dan die van Pieter Van Huystee die ik zat ik te bedenken.
Natuurlijk weten we van aanwijsbare bronnen in zijn leven, zoals de brand van Den Bosch die hij als kind meemaakte en die vast verwijst naar de vuren van zijn hel. Maar meest zijn er onbeantwoorde vragen. Jeroen Bosch zal een raadsel blijven. Waar je steeds naar terugkeert.
Je kunt denk ik als kunsthistoricus twee dingen doen. Ofwel zeggen: we weten het niet, en zolang we het niet weten kunnen we niets verantwoords zeggen dus zwijgen we. Ofwel zoals Friso Lammertse van Boijmans toen we over zijn tentoonstelling van de Vroege Hollanders spraken: 'we weten het niet, dus speculeren mag.'
Wat iedereen vanzelf al doet, al lezend of bekijkend.
Sommige van Bosch' fantasieën zijn afleidbaar van volksgeloof of nu vergeten gewoonten. Maar andersom kan ook. Zijn hooiwagen als metafoor voor wat ieder wil werd een zegswijze.
Waar we zo weinig van weten is hoe een vrije geest, een kunstenaar als Bosch, 'achter zichzelf aan associeert', ketens van fantasie kan spinnen, waarbij angst en humor hand in hand kunnen gaan. Vraag je het mij, dan hoefde hij maar in een keuken met huisraad en voedsel te zitten bij een keukenmeid, en wat weg te dromen en zie. Een liederlijke verbeelding zocht een heenkomen. Vlug naar de werkplaats.
Steeds weer sta ik oog in oog met die mansfiguren bij Bosch, die halfverscholen over een heg naar me kijken, of over hun schouder. Altijd op hun hoede. Wie is die man?