Colette en Proust

 Het lijkt een 'odd couple' maar het tegendeel blijkt waar als je de stukjes leest die ze over Proust, die ze kende, schreef. Je ziet verwante geesten. Ze stuurden elkaar hun nieuw verschenen boeken met opdracht. In de stukken die Kiki Coumans verzamelde en ver­taalde ontmoeten ze elkaar op de woensdagen van madame Arman de Caillavet. En na jaren, in de oorlog, ziet ze hem terug in de Ritz:

 'Toen ik hem terugzag, hadden de jaren van ziekte diepe sporen achtergelaten. Zijn onrust en zijn bleekheid leken het resultaat van een schrikwekkende kracht. In zijn rokkostuum, midden in een verduisterd Parijs, in de schaars verlichte lobby ontving Marcel Proust me met een wankele vrolijkheid. Over zijn kostuum droeg hij een openhangende bontmantel. Ik schrok net zo van de expressiviteit van zijn gekreukelde witte plastron en zijn stuiptrekkende stropdas als van de roetbruine vlekken onder zijn ogen en rond zijn mond, die door een achteloze kwaal in het wilde weg op zijn gezicht waren geklad. De voorkomendheid en hoffelijkheid die hij zijn hele leven behield, waren met zijn woorden en gebaren vergroeid als de macabere sporen van een uitzonderlijke jeugdigheid. Hij bood ons drankjes en lekkernijen aan met de onhandigheid van een zestienjarige jongen. Zoals veel mensen met een uiterst broze gezondheid voelde hij zijn vermoeidheid niet meer op momenten dat gezonde mensen bekenden dat ze moe waren.' 

Colette krijgt een kind

 Omdat ik niet echt kan lezen lees ik 'in' boeken, die opengeslagen om me heen liggen. Zo kan ik elk moment teruggrijpen naar 'De eerste keer dat ik mijn hoed verloor' met fragmenten van Colette (1873-1954), verzameld en vertaald door Kiki Coumans voor Privé Domein. In 1913 was Colette druk als journaliste, actrice en schrijfster en kreeg ook een dochter. Ze schreef 'Moederschap', dat zo begint:

 'Het kind dat ik laat kreeg - ik was veertig -, ik weet nog dat ik haar aanwezigheid verwelkomde met een bedachtzaam wantrouwen, en er aanvankelijk over zweeg. Het was geen fysieke angst, ik wantrouwde vooral mezelf. Ik was bang dat ik te oud was, dat ik niet in staat zou zijn een kind lief te hebben en te begrijpen of me aan het moederschap over te geven. De liefde had me - zo vond ik - al veel schade berokkend door me nu al twintig jaar exclusief voor zich op te eisen.

Het is niet mooi of goed om te veel na te de denken als je aan een kind begint. Ik was niet gewend veel over mijn toekomst na te denken, en nu leefde ik voor het eerst naar een precieze dag toe, terwijl ik daar ook pas vier weken van tevoren aan had kunnen beginnen. Ik dacht veel na en probeerde helder en redelijk te zijn. Intelligente katten zijn over het algemeen slechte moeders; ze zijn of te toegewijd of te onachtzaam. Ze slepen hun kleintjes bij hun nekvel overal met zich mee en een kuiltje in een fauteuil is een geriefelijk nest, maar de onderkant van het donsbed is nog beter, en misschien ligt het toppunt van comfort wel in de tweede lade van de commode.' (...)

Het loopt goed af, er komt een dochter, maar die wordt na verloop van tijd uitbesteed en zal zich door haar moeder verwaarloosd voelen. Kind of boek? Ze kende iedereen, van Proust tot Simenon, die haar zijn debuut liet lezen. 'Te literair,' vond ze. Dat nam hij ter harte. Je kunt niet genoeg Colette lezen.

Tags: 

Colette's oorlog

 In 'De eerste keer dat ik mijn hoed verloor' staat een stukje over de oorlogsjaren 1939-1940 van de oude Colette (1873-1954). Er was verduistering, blauw licht: Net als tijdens de eerste grote oorlog van 1915-1918.

 'Op de tast wandelen door Parijs, dat is toevertrouwd aan de blauwtinten van de nacht...', (...)

 "Weet u nog die avond in de oorlog, op de place Vendôme...?" Ja ik herinner me Marcel Proust, die onder een blauwe straatlantaarn naar adem snakte vanwege zijn astma, en zijn zachtpaarse, ingevallen gezicht vol schaduwen, overwoekerd door een gulzige baard, naar de hemel ophief. Aan zijn gelaatstrekken, aan zijn open mond die de paarsblauw bespikkelde duisternis indronk, konden we zien dat hij niet lang meer zou leven. Hij had nog wel de kracht om de nacht met zijn helblauwe oorlogskleuren te bewonderen. Op dat moment kwam er een luchtaanval en moest ik samen met Proust dekking zoeken in het Ritz hotel. Toen het gevaar geweken was, wilde hij, buiten adem maar bezield door een mondaine goedgunstigheid een rijtuig voor me laten komen, alsof er om twee uur 's nachts rijtuigen te vinden waren... Ik nam afscheid van hem en ging op weg naar Auteuil. Toen ik voorbij de place de la Concorde was, loste Parijs op in de massieve nacht. Ik trok mijn kousen en schoenen uit en liep verder, gerustgesteld nu ik onder mijn blote voeten de weg kon voelen.'

 Lopen in het donker, legt Colette uit, moet je leren.  

Colette

 De geluiden van een stille zomerdag, in een villawijk in Parijs: Passy, Auteuil. En dan voetstappen, 'Passen die haast als een lied klinken.' Beschreven in de bedachtzame precieze stijl van Colette (1873-1954). 'Kwieke, kordate en dansende passen.' En de vraag. 'Wie danst er zo vrolijk tijdens een wandeling?' 

 In de tekstenbundel 'De eerste keer dat ik mijn hoed verloor', het 'zelfportret in verhalen' dat Kiki Coumans van haar samenstelde en vertaalde leer je Colette kennen als waarneemster, schrijfster, maar ook journaliste - ze was tijdens de grote oorlog meermalen in Verdun en schreef erover - maar oog voor detail blijft haar gids en maakt dat je haar blijft volgen op al haar schreden. Wie komt daar aangelopen in Passy? 'Een jongeman? Nee, de hak draagt nauwelijks gewicht.'

 'Ik bereikte tegelijk met de opgewonden passen de hoek van de straat, en daar zag ik ineens een jonge weduwe voor me, een donkerharige schone met een haarband van witte crêpe om haar voorhoofd en wangen. De rouwkleding die ze droeg - een lange zwarte, naar achteren geslagen voile, een kasjmieren jurk en suède handschoenen - was gloednieuw en nog stijf, met de onpersoonlijke vouwen van een pasgekocht kledingstuk. Onder dit zwart, dat in de felle zon blauwig werd, liep de jonge vrouw als een in draperieën gehulde overwinning, en met een driftige hoofdbeweging schudde ze haar voile als een rasmerrie met wapperende linten. Er straalde zo'n onmiskenbaar geluk van haar af dat ze even haar pas inhield toen ze de weerschijn daarvan op mijn gezicht zag...(,..)

 (uit: 'Stille getuigen', 1923)

Tags: