Kaspar, de gnoom, lijkt familie van Kaspar Hauser, het in de natuur opgegroeide enfant sauvage, de Duitse Jan Klaassen en vooral van de kind-mens Arp-Kas. Blijft de vraag - al raad je het - waarom hij dood is. Wat er dood is. Het oergedicht uit 1912, deze klaagzang, zegt:
'wee onze goede kaspar is dood
wie draagt nu de brandende vlag verborgen/ in de wolkenvlecht dagelijks naar het zwarte/ poetsbakken
wie draait de koffiemolen in het oervat
wie lokt nu de idyllische ree uit de/ versteende papierzak
wie verwart op de zeeën nu de schepen met/ de aanhef paraplu en de winden met de bijval/ bijenvader ozonklos uwe hoogwelgeborene
wee wee wee onze goede kaspar is dood/ heilige bimbam kaspar is dood.
hartverscheurend spartelen de hooivissen/ van leed in de klokkenschuren wanneer men/ zijn voornaam uitspreekt, daarom blijf ik zijn/ achternaam verzuchten kaspar kaspar kaspar.
waarom heb je ons verlaten. in welke gedaante is nu jouw mooie grote ziel veranderd. ben je een/ ster geworden of een ketting van water aan een/ hete wervelwind of een uier van zwart licht of een/ doorzichtige tegel aan de stromende trom van het/ rotsige wezen
nu verdrogen onze schedels en zolen en/ de feeën liggen halfverkoold op de brandstapel.
nu onweert achter de zon de zwarte kegelbaan en/ niemand windt nog de kompassen en de raderen/ van de schuifwagens op
wie eet nu met de fosforescerende rat aan/ de eenzame blootvoetse tafel
wie verjaagt nu de siroccoduivel wanneer/ hij de paarden wil verleiden.
wie verklaart ons nu de monogrammen in de sterren.
zijn buste zal de schoorsteenmantels van alle/ waarlijk nobele mensen sieren maar dat is geen/ troost of snuiftabak voor een doodshoofd.'