Eric de Kuyper schreef een aanstekelijk boekje over acteren: 'Het samenspel tussen Dr. Jekyll en Mr. Hyde'. Hij acteerde zelf en schreef veel over film en toneel.
Toneelspelen heet niet voor niets zo. Je speelt als kind al dat je een ander bent. Acteurs als Dirk Bogarde werden schrijver, omdat ze zich hadden leren inleven. Andersom worden schrijvers graag weer spelend kind. Rudy Kousbroek maakte zijn katapult, W.F.Hermans repareerde zijn vloeistofduplicator. De tekst deed er niet toe: 'O wat had die beer een honger, o wat had die beer een dorst. Gauw een glaasje limonade en een boterham met worst.' Als de duplicator maar werkte. Net als in de hoorspelstudio waar kreukend papier knetterde als vuur, veel beter dan opgenomen echt vuur, Een wiebelende plaat ijzer is nog steeds het beste onweer.
Als kind leerde ik na Nederland-België de straat op te rennen en een spelersnaam te claimen. Riep je als eerste 'Ik ben Faas Wilkes' dan was je hem. Zo voetbalden wij als het Nederlands elftal verder.
Wat De Kuyper schrijft over zijn tante Jeannot, die zo graag naar het theater ging is zo waar: ook de weg erheen en terug hoorden bij de voorstelling. We acteren alle dagen. Soms neemt een rol je over. Toen ik 'The remains of the day' had gezien was ik op de terugweg veranderd in Anthony Hopkins als butler. 'Of course mylady.'