Soms is meneer Foppe onderweg van supermarkt naar huis, wanneer zich een kleine boodschap aandient. Tegelijk groeit de fatale zekerheid dat hij thuis ‘niet zal halen’. Gauw een openbaar toilet zoeken voor een noodstop - er zit niets anders op.
Een café binnengaan, een kop koffie bestellen en pas dan naar het toilet snellen, is voor meneer Foppe een onmogelijke actie, zo zeker is hij ervan dat de cafébaas er iets van zal zeggen. ’Het is toch echt niet de bedoeling dat u mijn café binnengaat enkel en alleen voor het toilet, meneer. Het toilet is er voor onze vaste gasten die meer bestellen dan een excuuskopjekoffie.’
Meneer Foppe is dus aangewezen op de toiletten in warenhuizen en op het station en als hij de poortjes en draaihekken is gepasseerd - hij heeft altijd enkele vijftigcents munten in de jaszak - kiest hij in het herentoilet nooit voor de urinoirs, maar altijd voor een wc die op slot kan.
Maar dan. Als hij de kleine boodschap tot zijn grote opluchting kwijt is, begint de grote schoonmaak. Want meneer Foppe wil een eventuele volgende bezoeker niet de indruk geven dat híj het toilet zo vies heeft achtergelaten. Hij trekt een flink eind wc-papier en neemt alle spetters op bril en randen af, ook al weet hij zeker dat het niet zíjn spetters zijn. Maar ook de vloer, met links en rechts plasjes naast de pot, krijgt een grondige schoonmaakbeurt. En ook dat zijn zeker niet meneer Foppe’s eigen plasjes. Hij poetst en boent tot alle sporen zijn verdwenen. De pot glimt, de vloer is droog.
Ja, het is een smerig karweitje, het opruimen van andermans kleine boodschappen - en hij is soms op de rand van kokhalzen - maar de voldoening is groot als er inderdaad een volgende klant staat te wachten. ‘Gaat uw gang, hoor’, zegt meneer Foppe de deur uitnodigend openhoudend.
Of hij zegt - en dan is hij in een uitstekend humeurtje: ‘Gaat uw gang, hoor, de kust is vrij!’