Omsk, Tomsk, Irkoetsk

Mijn vriend Willem Brakman stierf in 2008. Vanmiddag komt zijn biograaf Nico Keuning langs om de laatste map brieven van hem op te halen. De biografie verschijn rond de jaarwisseling. Waarom konden wij het zo goed vinden. Willem en ik schreven elkaar veel. Bric-á-brac. Op 22 juli 2006: 

 'Ja, je bent een begenadigde briefschrijver, nog een van de oude garde kan ik het niet noemen, het was een 'omgang' met de taal die zo veel dragelijk maakte. Zo was het bij een bijeenkomst soms zo dat de binnenkomer de vrienden omstrengelde met een fors Omsk! Tomsk!! Irkoetsk!!! Vestdijk vroeg zich af wat dat betekende en wij konden het niet uitleggen. Ons huis bestaat uit latwerk van taal.'

 Over een logeerpartij in zijn jeugd in het voorvaderlijke Zeeland: 'Zo kwam ik op een zaterdagavond na de wasbeurt, innig tevreden en behaaglijk weer de huiskamer in. Tot aan mijn haarwortels van behaaglijkheid vergiste ik mij en kroop op de divan met een luide en duidelijke uitspraak: 'En nou een fijn potje neuken!' Ik bedoelde natuurlijk behaaglijk kroelen maar werd afgeranseld door moeders vader. Zo schalde de uitspraak tot over heel Zeeland tot België toe.

 Het is warm en nu weet ik wel dat er onder u zijn die niet warm zijn, maar ik zeg u het is warm. De bladen van mijn boek plakken over mijn hele lijf, dringen echter niet tot mij door. Ik las de Zauberberg.. van ene Th. Mann. Plotseling vond ik het niet meer zo 'goed'. Lusteloos bladerde ik wat verder en begon te verlangen naar de kaft. Heiligschennis? Ik dacht van niet. Ik geloof het nu wel en val terug op de altijd afgrondelijke Kafka.'

Brakman en Vestdijk

 Nico keuning is bezig met de biografie van Willem Brakman en stootte op mooie dingen als zijn briefwisseling met Simon Vestdijk, die hij als arts voorzag van middelen tegen angst en depressie waaronder hij leed. In deze brief wordt zijn stofwisseling onderzocht in Zeist..Juist verschenen en verrassend...

 Doorn, 14-6-62

 Beste Willem,

 (...) Om half acht 's ochtends vervoegde ik mij, nuchter (ik bedoel niet-bezopen), in het Zeister ziekenhuis lab. Er was niemand. Eindelijk ontdekte ik achter een loket een soort hitje, en ik zei, dat ik om half acht gestofwisseld moest worden of hoe zij zich wenste uit te drukken. Daarop greep zij loom een telefoon, en ik hoorde: 'Zeg, die en die, zeg eens aan die en die, dat ze haar nest uitkomt, er is hier iemand, die moet half acht geholpen worden. 'Daarop bracht ze mij naar een leeg zaaltje, waar ik op een matras op de grond moest gaan liggen. Ik deed dit, wantrouwend gestemd door het nest waar iemand uit moest: als ze mij eens vergaten! Een half uur verstreek. Ik werd onrustig, ik voelde me als in een concentratiekamp, Van verder Zeist was alleen door de ramen het bovenste deel van een hijskraan te zien: als ze mij eens... Ik stond op, dronk water aan de kraan (wat niet mocht), at een biscuit (wat niet mocht), en toen er werkelijk niemand kwam, ging ik naar het loket om op te spelen en waarom ze niet haar nest uit kwam, en waarom ik daar vergeten werd. De depressie weg, kort maar, heel kort. Er was nu een ander, die mij superieur glimlachend uitlegde, dat ik eerst ánderhalf uur lang moest ontspannen.' 'Ontspannen!' krijste ik 'ik lig me daar gvd op te winden, vreet biscuit, zuip water als een hond, volledig overstuur, - ontspannen, laat ze gvd haar nest uitkomen, anders kruip ik er zelf bij'

(...)

Na een kwartier kwam de nesthoudster. Een prachtvrouw, Wim. Ik overdrijf niet: Jij zou alles en alles hebben opgegeven voor deze vrouw. Donker, een gloedblik, uiterst wulps, toch beheerst, en met het moquante lachje der wetenden. 'Bent u die meneer die dacht dat ze hem vergaten?'

Tags: