Omheiningskunst

 Vanmiddag werd de omheining rond het Amsterdamse Stedelijk Museum geopend. Het museum, zelf is bij lange na niet klaar (hopelijk 2009). Wat te doen? Van de nood een deugd maken. 'Omheiningskunst' is een beproefd concept. En zo maken zeven kunstenaars ombeurten voor twee maanden een omheining rond de bouw. Het gaat om een schutting van 108 meter, langs de Paulus Potterstraat en de Van Baerlestraat. Er wordt gewerkt met posters en materiaal uit de collectie van het museum. Als eerste is Karin Hasselberg (1980) aan de beurt, in Avondlog ook bekend als 'de kuilengraafster'

Ze koos werken uit twee catalogussen van het Stedelijk. In eentje uit 1984 kwam een fragment van 'La perruche et la sirène' (De parkiet en de sirene) van Henri Matisse per ongeluk ondersteboven terecht. Die afbeelding combineerde ze met de 'Blauwe Studie' (1991) die Daan van Golden baseerde op dat zelfde schilderij van Matisse. In juni jl. ging Karin langs bij Van Golden in zijn Schiedamse atelier. Toen ze hem haar plan vertelde besloot Van Golden om de pagina in zijn catalogus aan te passen. Hij zette een extra lijn aan de linkerkant, zodat de gouden omlijsting nu compleet is. Tot september 2009 maken Joris Lindhout, Juha Laatikainen, Vincent Vulsma, Frank Koolen, Mark Kent en David Jablonowski nog omheiningen.

Henry Moore-tekening. Reclining figure (1929)
two piece reclining figure (gegoten 1979-1981) in de Kunsthal
Henry Moore onthult 'Het gezin Harlow' (1956)

De leegte van Henry Moore

 Nog steeds probeer ik te begrijpen wat me gisteren overkwam bij de Henry Moore (1951-1970) tentoonstelling in de Kunsthal in Rotterdam.Er werd me iets geopenbaard wat ik eigenlijk al wist, maar waar ik niet aan wilde. Opeens stond ik - als een kind - oog in oog met 'de moderne beeldhouwkunst'. Het icoon waarvan in mijn achterhoofd blijkt te zijn een Henry Moore-achtige sculptuur. Een van zijn te vele 'reclining figures'. Een plompe, liggende vrouw met een zeer lange hals en een klein hoofd, waaronder vormen ontleend aan brede heupen en dijen.

 In zijn - spannender - latere werk valt die figuur steeds verder uiteen in wat gaat lijken op dinosaurusbotten. Vreemd. In de Kunsthal worden dezer dagen tegelijk dinosauriërs geëxposeerd voor de kinderen. Henry Moore, dinosaurus van het 20ste-eeuwse beeldhouwen? Overleeft hij? Zijn vormbeheersing is matig, je ziet het aan z'n tekeningen. En de invloed die hij onderging - na Picasso en Matisse - van 'primitieve kunst' roept vragen op. Wat doet Moore met de pre-Columbiaanse kunst die hij in Mexico zag? Hij pikt, zover ik zien kan, net als zijn voorgangers vrij lukraak vorm. Op betekenis kan hij zijn vinger niet leggen. Ik hoop op een studie naar de misverstanden tussen de Westerse Modernen en 'primitieve kunst'. Henry Moore blijft leeg. Maar misschien is dat ook de bedoeling en zijn zijn beelden gemaakt om - vrij naar Reve - het verdriet van de tweede helft van de Twintigste Eeuw in op te bergen.

Pagina's