De karikaturen en het Picassiaans stramien. De zwakke composities, van vooral de wandschilderingen. En het steeds maar onderstrepen van het belang van vrije expressie en de band daarvan met jazzmuziek.
'Dizzi for president'. Dizzy Gillespie had opgekeken van Luceberts negermuzikant als bevrijdende wonderman. Wist Lucebert hoe gedisciplineerd jazzmusici te werk gingen? Nee, hij blijft hameren op opstandigheid, ontregelen, bevrijding, En:
'Wie niets meer voelt / Moet maar eens horen.'
Wat doorsijpelt is het grote gelijk van zijn generatie kunstenaars. Naoorlogse linkse mensen, diep overtuigd van de slechtheid van het monster mens. Zijzelf uitgezonderd natuurlijk.
Maar wat hem in z'n beeldende werk weinig lukt komt in z'n gedichten beter door. Er hangen er veel aan de muur, ook in handschrift. De klankgedichten en taalspelletjes blijven hoor- en voelbaar. Totdat ze vervelen omdat hij er zo weinig mee zegt. Ritueel bezingt hij zichzelf, de dichter, en zijn poëzie. Ontroeren doet dat niet.
Hij 'ijlt van gulzigheids wartaal'. En adviezen hoe te leven en te dichten vliegen je om de oren: 'Men moet', 'men dient' bij Lucebert nogal veel.