Realisme in de supermarkt

 Lang geleden woedde er in de beeldende kunst een stam­menstrijd tussen abstracten en realisten. Het nieuwe nummer van Kunstschrift overschouwt leerzaam en vaak komisch wat ervan rest.

 Gijsbert van der Wal beschrijft hoe hij in de rij bij de supermarkt stillevens ziet ontstaan tussen wat hij noemt de 'beu­rtbalkjes'. Wat een woord! Gaandeweg blijken het composities te zijn, zelfportretten: 'Zelf zet ik mijn boodschappen, sinds ik ze als stillevens beschouw, vaak wat stillevenachtiger neer. Staande flessen en pakken achteraan, met een mooie afwisseling in kleur of hoogte. Lagere potjes en pakjes daarvoor. Een liggend voorwerp op de voorgrond, als de keeper op oude elftalfoto's. Soms een tros bananen die om het geheel heenkrult.'

 Het componeren zit hem in het bloed. Zo zelfs dat hij vergeet dat straks bij het inladen de flessen bovenop de bananen terecht komen.

 Wat dit nummer zo mooi duidelijk maakt is hoe nutteloos dat oude onderscheid is. Je komt uit bij het laten spreken der dingen. Door de keus van de schilder juist deze voorwerpen samen te brengen, door hun textuur, de ordening ervan.

 Gek genoeg wordt 'het ding' ook in de literatuur opnieuw bekeken. Tijdschrift Terras wijdde er een nummer aan. Veel ding-poëzie. Ik sloeg Kafka op, denkend aan zijn gesprek met de biddende man die zo schreeuwt in de kerk. Die zegt:

 'Ik neem namelijk de dingen om me heen alleen in zulke broze gedaanten waar dat ik altijd geloof dat ze ooit geleefd hebben, maar nu wegzinken. Altijd, beste heer, heb ik een verlangen de dingen zo te zien, zoals ze zich misschien vertonen voordat ik ze te zien krijg. Dan zijn ze vast mooi en rustig. Dat moet zo zijn, want zo hoor ik de mensen vaak over ze praten.’

 Ann-Sophie Lehmann schrijft over de vervloeiing van levende en dode materie in een uitgewogen stuk over glas in de schilderkunst, halverwege schijn en wezen. 

Wijd open ogen

 Heet het boek van Gijsbert van der Wal dat vanmiddag gedoop­t werd: ‘stukken over kunst en kijkplezier’. Hoe kijkt Gijsb­ert? Zo:

 'Een jaar geleden werd mijn eigen huis verbouwd. Er kwam een zolder bovenop. Waar eerst het huis ophield was nu een trap­gat. dat leidde naar een heel nieuw vertrek, naar een kleine extra etage boven op de ruimtes die ik al acht jaar inten­sief (want thuis werkend) bewoonde. Ik kon mijn ogen haast niet geloven. Ik bleef maar kijken (...) Wennen aan die aanblik. Weer een stukje verder, weer een ander gezichtspunt, weer alleen maar kijken. Je te pletter kijken op je eigen huis.'

 Je ziet het gebeuren. Getroffen worden door de aanblik - met al wat dat met zich meebrengt, de onthechting ook - en dan,  het onder woorden brengen.

Ordrupgaard bij Kopenhagen
Haarlemmermeer

Straatstreep

 De 'zebrapoging' van Sarah van Sonsbeeck zette Gijsbert van der Wal op het spoor van plaveiselbeschilderingen. Deze opname maakte hij in Denemarken.

 En ik dacht ik aan Carel Bergsma, de garagehouder. Carel vertelde hoe hij na een paar weken vakantie in Ivoorkust echt helemaal tot rust was gekomen. 'Ze hebben daar geen klokken,' zei hij oa.. Terug op Schiphol zou hij met de auto naar huis rijden.Maar Nederlandse wegen kwamen hem na de stoffige karresporen van Afrika opeens zo vreemd voor. Hij raakte helemaal in de war van de enorme pijlen en strepen op het Hollandse wegdek, die allemaal wilden dat hij die en die kant op ging. Hij kreeg het benauwd.