Wenen, daar gebeurde het rond 1900. Nette jongens gingen er naar de hoeren, nette meisjes werden opgesloten gehouden, maar soms braken ze los. Stefan Zweig somt in De wereld van gisteren op wat ze hielp: de Freudiaanse analyse, de lichaamscultuur en de sport. Opeens ging het anders tussen de geslachten.
Daar komt Klimts Judith vandaan. Felix Salten, schrijver van erotische romans als Bambi (1923) beschrijft het. Het gouden 'collier de chien' raakte in de mode, Klimt zat in z'n gouden periode:
'Men stelt zich deze Judith voor in een paillettenjapon van een atelier aan de Weense Ringstrasse en het is een schone Joodse dame, die in haar ondergewaad premières binnenstuift en de blikken van de mannen aantrekt [...] vaak als men zulke slanke, pronkende Joodse vrouwen tegenkomt, wenst men dat deze opgesmukte stoeiende, speelse wezens door een vlug en heftig noodlot worden getroffen, waarbij alle brandstof die uit hun ogen spuit, vlamvat, omdat die nu slechts genoodzaakt is om burgerlijk als een nachtkaars uit te gaan.'
Ziedaar, Klimts Bijbelse femme fatale. Dit uit de mooie catalogustekst van Frouke van Dijke. Als contrapunt staat Egon Schieles brave Edith tegenover Judith.