Kleren zijn een prachtige tijdmachine. In het Haags Gemeentemuseum brengen ze je niet alleen voelbaar terug naar de draagsters van decennia of eeuwen terug, maar ook naar de kunstenaars van hun tijd die zich wierpen op het ontwerpen van stoffen en kleren.
Het zien - mocht ik ze maar aanraken - van die stoffen bracht me terug naar de tijd dat kleren nog duur waren. Werden, versteld en tenslotte afgedragen. Weer voelde ik de zachte postpakketten met te vermaken afleggertjes, die werk aandroegen. Hoorde het tikkelen, het aanzwellen van de Singernaaimachine.
Schilders en tekenaars konden kiezen, ofwel het vrouwenlichaam beetpakken, betasten en het dan naar hun hand zetten - accentueren wat ze beviel - of het hun wil opleggen en gebruiken als draagster voor een idee.
En eigenlijk verschilden ze hierin nauwelijks van de modekoningen en - koninginnen.
Je ziet die buitenissige kleren ontstaan.
Je volgt hoe Vivienne Westwood de moulage - het draperen om het model - vasthoudt tot in het resultaat. Hoe schilderes Sonya Delaunay stoffen ontwerpt waarin de beweging meegedacht is. Hoe Egon Schiele met zijn halfgeklede modellen de 'kousenkunst' bedacht - de beschadigde panty van nu herinnert eraan.
Kleren, ontdek je, moeten - net als lichamen en gezichten - gezien worden in beweging, dat lukt geen mens alleen voor de spiegel.
Zoveel kleren, zoveel blikken.