'Terwijl ik dit tik verandert Kees een kleerkast in een boekenkast. In mijn alkoof. De zoveelste tijdelijke oplossing voor het boeken opbergen. De volgende vraag zal zijn hoe.
Nu al zie ik dat heel het huis hierdoor verandert, het licht onbekende plaatsen bereikt. Ik zal straks onthand wakker worden.
Landmeters met driepoten in gele jeks aan de straatoverkant meten en noteren voor de Noord-Zuidlijn. Straks krijgt Kafka's landmeter K. in Das Schloss zijn nieuwe plaats. Een schrijver is een landmeter. Eigenlijk zou Kehlmanns die Vermessung der Welt er straks naast moeten staan. Omdat dit stukje nu naast dat boek hoort.
Met Rudy Kousbroek heb ik eens de boekenordening uitputtend besproken. Hij schreef er over in 'Een kuil om snikkend in te vallen' (1971). Zijn uitgangspunt was het geheugen. Hij zei 'Ik zoek een boek op de plaats waar ik het het laatst in handen heb gehad, voor een krantenstuk. Het gevolg van opruimen is altijd verhoogde onvindbaarheid, omdat je je steeds eerdere opbergplaatsen herinnert.’ En zo lag zijn huis vol samenhangende stapeltjes boeken en documenten die niet van plaats veranderd mochten worden. Natuurlijke groei. Laten aanslibben.
Kees doet het in z'n bus, die nu voor de deur staat, net zo. Al zijn gereedschap is terug te vinden op de plaats waar hij het het laatst neerlegde.
Niet ordenen dus, straks, op taal of op onderwerp ofzo. Wat op de grond of op tafel ligt kan zo de kast in.
Nog even bekijken dan. Ah, het Spookluchtschip. Naast Kehlmann dus.