Het vermijden van de obstakels die medemensen zijn. Dat is het waardoor Lionel Messi nooit gebleseerd raakt. Ben je er niet zo goed in, mijd het speelveld. Zeg liever nee als ze je vragen.
Maar in het leven van alledag geldt niets als schaamtevoller dan vermijden. Sociale onhandigheid is een groot onderwerp waar de literatuur meestal omheen draait. Van de niet geschreven roman van Friedrich Nietzsche over zijn toenadering tot Lou Salomé tot Kafka’s in verlegenheid gesmoorde relatie met Milena Jesenska. Schaamte, en toch een pad moeten vinden in het mijnenveld. Liever thuis blijven als gezegd wordt 'ga toch gezellig mee', eindeloos smoezen verzinnen.
Het meesterwerk hierover in onze letteren is het onderschatte 'Meneer Foppe over de rooie' van Wim de Bie. Maar daarbuiten? Oblomov vindt ontsnapping in de slaap, de droom. Een obese hoofdfiguur las ik nog niet.
Maar nu ben ik dan verzonken in de eerste roman van Miranda July 'The first bad man' - vertaald als 'De eerste foute man'. En haar heldin Cheryl, even in de veertig, blijkt familie van meneer Foppe. Ook zij leeft alleen en heeft haar eigen 'systeem' voor alles. Zo is er maar een bord in huis dat ze steeds afwast, zodat er nooit een gootsteen vol vuile afwas staat. Een werkzame manier van angstbezwering.
Totdat er een onbeschofte jeugdige logé komt. Cheryl kan geen nee zeggen dat hoort bij de kwaal. En deze Clee houdt zich aan geen van haar regels. Binnen een dag staat de gootsteen vol vaat. Het meisje wast zich maar eens per week. Ze stinkt. En is nog mooi ook, krijgt mannen achter zich aan. Ze eigent zich het huis toe. Wat nu? Die foute man? Ik lees.