Zeee

 Vanmiddag stond op het leitje van de red­dingbrigade: 'Temperatuur zeewater 13 graden'. Waarheen nog? Het is al laat, de drank is bijna op, het feest sterft. In Den Haag was het stilzwijgende antwoord 'naar de zee'. Het wordt koud, de stelletjes die zich gevormd hebben warmen zich aan elkaar en schuilen in hun jaskragen. Eenmaal aan de duinrand is er altijd een jongen die verhalen vertelt waar gedempt om wordt gelachen tot het stil wordt en alleen het geluid van de branding en het zicht op de onein­digheid, de einder overbl­ijft. Het was Johnny van Doorn die het vastlegde door het woordje zee met drie e's te spellen: 'zeee'. Zo sprak hij het ook uit: 'zeee'.

 Het wordt al licht. Op de tentoonstelling 'Aan zee' in het Haags Gemeentemuseum hangen foto‘s van Stephan Vanfleteren van de Zeeuwse kust onder de kop ‘Verlangen naar verstilling’. Erik Lindner schreef er dit gedicht:

 ‘Einderstrepen die de zee de lucht in trekken/ strepen in zee

de zon ligt in de kom van de wolken/ die haar vorm ontnemen

paarden stapvoets in een rij op het zand/ strandpalen tot diep in het water met op elk hoofd een vogel

een schip in het wit van zijn schuim/ de lichtstippen op mijn ooglid

vrachtschepen die het water van zich wegduwen

zandbanken in de baai/ golven die ernaast aanspoelen

krekels in het helmgras/ voetsporen waarvan de hielen de harde laag zand openbreken

zand met maar enkele schelpen/ in elkaar uitlopende vlekken op de zee.’