Plaatjes kijken

 Woorden als 'opgaan in' schieten te kort. De kindermond gaat onwillekeurig een beetje openhangen tijdens het plaatjeskijken. Zo dat mijn vader er wat van zei, het hinderde hem.

 Met Willem Frederik Hermans had ik het over de met vloeipapier bedekte, ingeplakte kleurplaten in De Wonderen van het Heelal, die we allebei als kind zagen. Net als het zwaard van konng Arthur dat een magische hand nog eenmaal boven de waterspiegel heft.

 Levenslang is zoiets. Bij mij het omslag van Het klompje dat op het water dreef van W.G.van de Hulst. Dat klompje drijft daar heel alleen, het bijbehorende jongetje is verdwenen, en ook zijn andere klompje. Daar ga je. De prent in Krekel bij de boksers in China van Paul d'Ivoi kon ik delen met Kuifje-tekenaar Hergé: een blanke wordt met ijzeren haken gemarteld door Chinezen met haar in lange staarten.

 Dit alles opgerakeld door het bladeren in het nieuwe naslagwerk De verbeelders van Saskia de Bodt, over Nederlandse boekillustraties in de twintigste eeuw. Wegdromen bij een plaatje dat je verplaatst in het boek dat opengeslagen op schoot ligt. Onder een schemerlamp, juist nu het schemerseizoen is aangebroken en voetstappen op straat onder lantaarns klinken naar kou. Flarden dringen zich op, de een na de ander:

'De volgende morgen om kwart over acht

Begon het te stormen, wie had dat gedacht

En Jan Pieterolie en Aal van der Vliet

die riepen "Toe jongens, verdrink nou maar niet".

 Op het in mijn hoofd opgeslagen plaatje zie je een huizenhoge golf met de jongens aan boord en Jan en Aal handenwringend aan de wal. Het verhaal komt denk ik uit een geschenkboekje van de oliefirma ‘De Automaat’, vandaar Jan Pieterolie. Pieterolie was spreektaal voor petroleum.