Weer heeft het Museum Dr. Guislain een tentoonstelling waarin kunst en geneeskunde elkaar vinden. ‘Over melancholie en depressie’ laat schilderijen, foto’s en beelden uit vele eeuwen zien van wat de samenstellers noemen ‘de zwakke plek in de liefde’.
Als de depressie komt, valt je zelf uiteen en zal uiteindelijk je vermogen om liefde te geven of te ontvangen worden wegenomen.’ Aldus Andrew Solomon, die een persoonlijke geschiedenis van depressie schreef onder de titel ‘Demonen van de middag’.
Of om een vriend aan te halen ‘je voelt niets meer, het is de ijshel’. Wat nog eens iets anders is dan het gangbare ‘je niet goed voelen’, dat gewoonlijk met het woord depressie wordt aangeduid. Die mensen immers beroemen zich erop juist heel veel te voelen.
‘Melancholia’ bestaat als begrip sinds de oudheid. Dürer en Cranach schilderden de expressie ervan. Droefenis en inactiviteit is de omschrijving die je al bij Plato en Aristoteles vindt. En ook zij zagen al het verband van zwartgalligheid met kunst. Nog pas gebruikte Erik Lindner Acedia, de oude benaming, als titel voor een bundel.
Wat me hier in Gent treft is de ongrijpbaarheid ervan. Melancholie is niet het gevolg van een enkele droeve gebeurtenis, maar een magneet. De melancholie trekt alle droefenis die de lijder in zijn leven meemaakte naar zich toe. En er is geen kruid tegen gewassen. Later meer.