Het meest veelzeggende in '1984' is het beeldscherm, dat in alle huizen een wand vult. Het is een tweezijdig scherm. Aan de andere kant zit Big Brother, die alles van je weet. De Gedachtenpolitie waakt.
En daar ben je bij Edward Snowden, die liet zien hoe de NSA met ons goedvinden precies het zelfde doet. Snowden, die uitlegt hoe de technologie sinds Orwells boek, dat in 1948 verscheen, is voortgeschreden. Iedereen loopt vrijwillig met aftapbare microfoontjes en camera's over straat en is overal traceerbaar, 'terwijl de wereld steeds onvoorspelbaarder en gevaarlijker wordt.'
Orwell had met de communisten in de Spaanse burgeroorlog meegevochten en was er als een vurige anti-Stalinist uit gekomen. De roman 1984 is zijn schrikbeeld van een Stalinistische toekomst. Linkse intellectuelen van toen als Sartre bezochten intussen braaf Moskou.
En nu, geheel in de traditie, na het vallen van de muur ontstond de surveilance maatschappij opnieuw. Uit de angst na 9/11. En de taal van die beveiligingsmaatschappij met z'n compounds en bewakingsmanie doet denken aan Orwells 'Dubbeldenken' en zijn 'Nonpersonen' – de stilzwijgend uit de bestanden verwijderde mensen.
Ik herken dit. Daar staat Kirill Gradov weer voor me. De Rus die naar Amsterdam ontkwam en me als eerste, in de jaren '70 uitlegde wat een 'Sovjet-mens' was: 'Je bent altijd minstens drie mensen tegelijk. En, je bent nooit alleen.'